Wat ik al die tijd verwacht had, kwam niet uit, niet helemaal althans. Dat je je in je eigen huis ineens heel onveilig voelt. Na een inbraak. Wat domineert: dat je je probeer in te denken in de overwegingen van de inbreker.
Nou goed, de angst is er toch een beetje. Dat je ’s nachts naar het toilet moet – dat is naast je slaapkamer – en dat je dan even denkt: die vent (ik houd het er maar op dat het een man was) kan nu stilletjes in het donker achter de openstaande deur van de kamer aan de overkant staan, zoals hij gedaan moet hebben toen ik in de nacht van maandag op dinsdag naar het toilet ging en één ding bewust waarnam: dat de deur van de badkamer, die altijd gesloten is, op een kier stond. Ik sloot hem en ging weer slapen.
De volgende ochtend maakt Djamila me enigszins verontwaardigd wakker: ‘Wat heb je met mijn koffertje en met mijn tas gedaan?’ Niks, zei ik, terwijl ik, nog nietsvermoedend, een badjas aanschoot. Ik de werkkamer stond genoemd koffertje onder haar bureau, de tas, die daar nooit staat, óp het bureau, met de portefeuille ernaast.
Ik keek naar de buitendeur: twee grote, grove boorgaten op ooghoogte, de dievenklauw open. Toen zag ik een leeg kartonnen doosje, dat altijd hoog in de boekenkast staat, op een tafel liggen.
Waar het koffertje tot dan toe was geweest, wist ik niet eens, maar Djamila wees het me aan: het had onderin een kleerkast in de kamer naast de werkkamer gestaan. Hier was dus iemand doelbewust naar die kast gelopen, had het koffertje eruit gehaald en op het bureau geopend – er zat sinds jaar en dag niets anders in dan wat oude papieren en dito foto’s. Wat er met de inhoud van de portefeuille was gebeurd: geen idee, maar er was niets uitgehaald.
Verdere inspectie leverde op dat er een gat was geknipt in het gaas van het hek rond de tuin.
Merkwaardig: voor de deur waardoor de onverlaat was binnengekomen staat normaal een tweezits bankje met daarvoor een glazen terrastafel. Op de zitting van het bankje waren duidelijk de afdrukken van modderige voeten te zien en zaagsel van de boorgaten. Maar bankje en tafel stonden keurig tegen de gevel, bij vertrek had de dief dus die moeite genomen.
Hoe lang was hij binnen geweest?
Ja, hij was de gang naar de voordeur gelopen en had de tas van Djamila gehaald én, zoals we enkele uren later ontdekten, de plastic spaarkoe waarin we sinds jaar en dag overtollig muntgeld in deponeerden. Die vormde, bleek later, de buit. Of was er toch iets gedaan met de ID-kaart van Djamila en haar pinpas?
Buiten het bankje waren nergens voetsporen te vinden.
Drie politiemannen in vol ornaat stonden even later voor de deur en vroegen ons het hemd van het lijf – bijvoorbeeld ook: komt er wel eens iemand in huis die rondgekeken kan hebben? Goede vraag: de wetenschap dat het koffertje daar moest staan waar het stond, dat er een dievenklauw op de werkkamerdeur zat, dat er misschien iets interessants in de lege kartonnen doos zat, hoe wist de dief dat? Waarom werden alleen spullen van Djamila aangepakt en niet die van mij? Mijn bureau was niet aangeraakt, terwijl er een paar dingen op lagen waar een ‘normale’ dief belangstelling voor zou kunnen hebben.
Wat we met de plantenkas in de tuin deden? Ook al een goede vraag, als ik zou zeggen: wiettelen, zou de hele zaak in een ander daglicht komen te staan. Maar ik antwoordde naar waarheid: om gevoelige planten te overwinteren.
De eerste nacht daarna gingen de telefoons mee naar bed, gingen alle deuren op slot en gebarricadeerd. Djamila dacht dat ze niet zou kunnen slapen, maar dat viel mee.
Ik piekerde wel een poosje, met name over de mogelijkheid dat iemand die wij alleen in huis vertrouwd hadden gegevens kon hebben doorgespeeld.
De buurman meldde gistermorgen dat de onze de enige inbraak was geweest in onze woonplaats.
En later op de dag meldde de politie dat zij de zaak niet gingen onderzoeken: ze hadden wel iets anders te doen.
Waar ik begrip voor heb.
Hoewel: ik had nog welk een interessant vermoeden: dat de inbreker een heel klein persoontje moet zijn geweest. Misschien toch een poging van mij de boel te bagatelliseren. Want er komt toch af en toe woede in je op: hoe haal je het in je hoofd om je met relatief grof geweldig iemands huis binnen te dringen en rond te snuffelen naar geld, want daar ging het duidelijk om.