Niet over alle delen tot nu toe heb ik geschreven – ik heb het over de romanserie genaamd M van de Italiaanse historicus en romancier Antonio Scurati, waarvan in oktober het vierde deel verscheen. De serie die tot en met het vierde deel een biografie in romanvorm leek te behelzen van Benito Mussolini, die het Italiaanse fascisme bedacht en vorm gaf in de jaren twintig van de vorige eeuw.
Het vierde deel, genaamd Het uur van het noodlot (l’Ora del destino) is, inderdaad in romanvorm, een indringende beschrijving van een beslissende periode in de Tweede Wereldoorlog: van juni 1940 tot juli 1943, de periode waarin niet alleen Hitler de oorlog begint te verliezen, maar waarin ook Italië op bijna potsierlijke wijze het loodje moet leggen tegen Albanië, Griekenland en Joegoslavië maar ook tegen de genadeloos oprukkende legers van met name Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
De periode waarin Mussolini, die nooit de kansen of mogelijkheden (of zelfs maar plannen) heeft gehad in Italië een behoorlijk bemand en bewapend leger tot stand te brengen, de moed opgaf – aan het eind bleek dat dat leger ook niet in staat was het eigen grondgebied te verdedigen en Duitsland zich genoodzaakt zag zelf in te grijpen en op meedogenloze wijze op te rukken in Italië, terwijl intussen tientallen Italiaanse steden geheel of gedeeltelijk verwoest werden door Britse en Amerikaanse bombardementen.
Hij wist wel hoe dat kwam. Niet door zijn eigen fouten natuurlijk, niet door zijn op niets gebaseerde dromerijen over een Italiaans imperium – je werd pas een echte grote mogendheid als je, net als Engeland en Frankrijk, een groot imperium had. Natuurlijk zag hij wel dat zijn legers in Noord-Afrika en in Ethiopië vernietigende klappen kregen, en hoe kwam dat? Italiaanse mannen waren obers en kappers en kunstenaars, maar helaas geen krijgers, strijders. Dat die mannen niettemin bij tienduizenden sneuvelden in Noord-Afrika, op de Balkan en vooral in Rusland omdat ze zich (bijvoorbeeld) moesten behelpen met geweren uit 1891, dat speelde voor de fascistische dictator geen rol.
Totdat duidelijk werd dat het volk, dat de Duce tot in de jaren veertig was blijven aanbidden en toejuichen, wegens honger en ook verder gebrek aan alles begon te twijfelen; de verwoestingen die oprukkende geallieerden aanrichtten zonder dat het 'onoverwinnelijke en onvermijdelijk zegevierende' Italiaanse leger noemenswaardig tegenstand bood, mede omdat grote aantallen soldaten deserteerden, droegen daaraan bij; toen begon eindelijk de lange tijd onaantastbare positie van de Duce te wankelen. Tijdens een inderhaast bijeengeroepen vergadering van de Grote Raad van het Fascisme werd het duidelijk: de man die in 1922 met zijn Mars naar Rome het fascistisch tijdperk had ingeluid kreeg te horen dat men hem die fascistische staat niet meer toevertrouwde.
Hij werd afgezet en verdween op 25 juli 1943 in de gevangenis van de carabinieri in de Via Legnano in Rome. ‘De oorlog gaat door!’ schreef Maarschalk Badoglio, door de koning benoemd tot nieuwe dictator, diezelfde avond. En enkele dagen later was het tot de ex-Duce doorgedrongen hoe hij en Italië en het fascisme ervoor stonden: ‘Quando un uomo crolla col sua sistema, la caduta è definitiva’. ‘Als een man en zijn systeem ineenstorten, is zijn val definitief.’
Hiermee eindigt deel 4 van het boek, en intussen dringt tot mij door dat Antonio Scurati het verder vertellen van de wederwaardigheden van Mussolini en zijn vriendin Clara Petacci onnodig acht: met het afzetten en opsluiten van de Duce van het Fascisme is het afgelopen met dat fascisme – en hiermee blijkt dat de vier delen van M door Scurati bedoeld zijn als de geschiedenis van het Italiaans fascisme, niet in de eerste plaats van haar uitvinder, de van macht en seks bezeten krankzinnige Benito Mussolini.
Mussolini werd kort daarna door een Duitse piloot, Otto Skorzeny, uit het gevang bevrijd, waarna Hitler de Duce opdroeg alsnog de macht in Italië weer in handen te nemen, gevolgd door het kortstondige bestaan van de Sociale Republiek van Saló; de latere vlucht naar Zwitserland mislukte en kregen Mussolini en Petacci vlak buiten Milaan een nekschot van een stel partizanen, in dezelfde week van april 1945 dat Hitler zelfmoord pleegde in Berlijn. Waarna de lijken van de Duce en Clara Petacci, samen met de lichamen van enkele getrouwen, ondersteboven werden opgehangen aan een tankstation op Piazza Loreto in Milaan.
De toon van het vierde deel van M. is, heb ik de indruk, wat anders dan van de voorgaande drie delen. Een beetje meer jennerig, waarschuwend, een waarschuwing aan de huidige neofascistische regering van Italië. Bij het lezen had ik soms de indruk dat Scurati er niet op tegen zou zijn als de leden van de huidige regering Meloni zijn beschrijving van de gruwelijke en roemloze ondergang van Mussolini als waarschuwing zouden opvatten over wat er ook met hen zou kunnen gebeuren.
In ieder geval wordt de schrijver van regeringswege in de gaten gehouden – de Italiaanse staatsomroep RAI kreeg opdracht te verhinderen dat Antonio Scurati op 25 april 2024 (Bevrijdingsdag in Italië) voor de radio een tekst zou uitspreken over de in Italië nog altijd niet uitgewoede discussie over de moord op 10 juni 1924 op het socialistische Kamerlid Giacomo Matteotti, de enige in het parlement die zich uitsprak tegen het premier- en dictatorschap van Mussolini en dus in diens opdracht werd vermoord. Wat de regering Meloni (nog) niet waagde: Scurati ook overigens de mond te snoeren.
Ik zou overigens geen bezwaar hebben tegen een vijfde deel, van dit uitdrukkelijk als roman (gebaseerd op historische stukken en opnamen van radio en telefoon uit het Italiaanse Staatsarchief) gepresenteerde boek, dat het karakter heeft van een boeiend filmscenario, en geschreven is in een schitterende stijl die het de lezer moeilijk maakt het boek weg te leggen vóór de laatste pagina gelezen is.