Stok kwijt. Acht (of negen) letters en een spatie, en hoe vaak die de laatste twee jaar al uit mijn mond zijn gekomen, niet normaal.
Al een tijdje vóór mijn heupoperatie (binnenkort een jaar geleden) liep ik al met een stok, eentje die Djamila jaren geleden had gekocht in een sportzaak in Zutphen, nadat we hadden geconstateerd dat we die van haar thuis hadden laten liggen. Toen ook al. Dus.
Een dure stok van het merk Leki, die inmiddels op mij was overgegaan – Djamila neemt genoegen met haar collectie van een stuk of tien wandelstokken met uiteenlopend dessin, van bloemetjes tot Mondriaan.
Sinds de heupoperatie loop ik permanent met een stok, die stok; eerst krukken voor wondgenezing, daarna voor stabiliteit. Afgelopen winter raakte een zenuw in mijn rug beklemd waardoor ik zelfs moest overstappen op een rollator; maar die stok bracht al die tijd de meeste uitkomst.
Het verschil tussen een rollator en een wandelstok is vooral: het verschil in zichtbaarheid. Ook de rollator ben ik tegenwoordig, nu mijn toestand iets verbetert, geregeld kwijt, omdat ik wel zonder kan. Maar die is doorgaans snel teruggevonden. Zelfs de stok lijkt soms overbodig.
En dan begint het.
‘Heb jij mijn stok ergens gezien?’ Ze kijkt wanhopig naar het plafond – ik weet zeker dat ik daar de stok niet hoef te zoeken.
Ik heb dat mijn hele leven al: ik heb iets gebruikt – een boek, gereedschap – laat het los bij ‘einde karwei’ en ben prompt vergeten waar ook alweer. De meeste zinnen die ik mijn hele leven al uitspreek beginnen met iets als ‘weet jij waar mijn…’ En dan reken ik de gevallen nog niet mee dat ik de bril zocht die ik op mijn neus had. Mijn moeder had daar een van haar vaste bon mots voor paraat: ‘Je suukt näör ’t peerd en je sitterop.’
Nadat ik in de vriezer en de vuilnisbak heb gekeken (Alzheimer) zoek ik intensief het hele huis af en vind dan de stok op een volstrekt voor de hand liggende plek. Een enkele keer draagt iemand in een restaurant of crematorium me de stok na.
Maar nu ben ik hem dus echt kwijt. Ik heb alle plekken in huis waar hij maar enigszins zou kunnen staan of liggen een keer of vier bezocht, Djamila ook, die veel beter kan zoeken dan ik, nada.
De hele geschiedenis van de afgelopen week nagegaan. Voor zover je die niet vergeten bent of door elkaar gehaald. Je bent niet voor niets bijna 86 geworden. We zijn alleen bij de fitness geweest, waar me nog gevraagd werd, toen ik wegging ‘Waar is je stok?’ En toen schijn ik geantwoord te hebben: ‘In de auto’. Bij de kinderen is de stok niet gezien. Op de fitness zou ik zelf nog wel eens een onderzoekje willen wagen.
Helaas is het gevoel van opluchting dat over me komt als het gezochte zich toch in de binnenzak van een colbertje blijkt te zitten dat ik een paar weken geleden aan heb gehad, maar dat geldt natuurlijk niet voor een wandelstok. Djamila stelt voor om een opvouwbare stok te kopen. Ja, maak het maar definitief onmogelijk nog ooit iets terug te vinden.
Er is toch wel behoorlijk iets mis met je geheugen, hoor ik jullie denken. Onzin. Ik hoorde vanmorgen dat een collega was overleden (tegenwoordig eens in de drie maanden een) en ik wist precies waar in Heerlen hij in 1967 woonde en hoe hij daar een glazen vaas zo onhandig wist te breken dat hij weken met zijn arm in verband liep.
Bovendien heb ik bedacht dat ik inmiddels wel aan een nieuwe stok toe ben.
Ik zie dat er zelfs hele mooie en iets goedkopere versies verkrijgbaar zijn. Misschien koop ik er wel twee.
Of drie.