Tweeëntwintig jaar lang zijn we eropuit getrokken met onze Arca 340 Scout camper, bouwjaar 1994. Nij hebben we hem weggedaan. Met name de motor, een Fiat Ducato 1.9 liter Turbo diesel, leverde ons vele mooie streken. In dit serietje stukjes laat ik enkele ‘avonturen’ de revue passeren, zodat je weet hoe je op bijzondere plekken terecht kunt komen door puur motorpech.
Dan was er die eerste keer, toen we de camper pas hadden, in de winter van 2003 op 2004. We hadden kennissen die in de Algarve overwinterden, en die al vaker aangedrongen hadden op een bezoek aan de riante villa waarin zij daar overwinterden.
We vertrokken dus op 12 februari en op diezelfde dag deed zich een ‘klein’ pechgeval voor. Bij het controleren van het oliepeil draaide ik de vuldop niet goed aan (het zou me in later jaren nog vaker gebeuren) en bij aankomst op de gemeentecamping van Rambouillet ben ik dus nogal bezig geweest de achterkant van de camper vetvrij te maken. Vakantie!
Dan Bordeaux, Bilbao, Burgos, Madrid (eindelijk een beetje zon en warmte), Toledo, Córdoba (de Mezquita!) Sevilla. En naar Portugal, Armaçao do Pera, alwaar we vier dagen verbleven bij onze kennissen.
En daar sloeg ook het noodlot toe (niet overdrijven). Ik kreeg een spectaculair geval van jicht aan de linkervoet, let wel, de voet die nog enige honderden keren de zware koppelingspedaal van de camper zou moeten indrukken, voor we weer thuis waren.
In de buurt was een Nederlandse arts gevestigd die zich het lot van de aldaar overwinterende landgenoten aantrok, en die kon niet veel uitrichten, behalve pijnstillers voorschrijven, en zo namen we afscheid van onze kennissen.
Lissabon, Coimbra, Salamanca, de tragische camping aldaar waar enkele Britse caravanners en camperaars zich zaten af te vragen of regen en kou ook op hun eigen desolate eilanden te verduren zou zijn geweest, en hun honden op de camping lieten poepen.
Moedig voorwaarts! Via Tordesillas (waar ooit de wereld werd verdeeld tussen Spanje en Portugal) en Burgos naar Santo Domingo de la Calzada, waar we ontdekten dat zo’n warme naam niks garandeert. Kort voor aankomst op de camping aldaar begon het te sneeuwen.
Het was koud, de verwarming van de camper niet zo goed als verwacht, maar een fles wijn bracht uitkomst.
Ruiten krabben. Pamplona, Bordeaux, Parijs, terwijl ik zat te verrekken van de pijn aan de dik opgezwollen, knalrode, gloeiend hete voet. Vlak voor Parijs getankt – en toen startte de motor niet meer. We maakten de eerste keer gebruik van de diensten van de Wegenwacht – dat die haar zegenrijke werk nog lang moge verrichten – en toen bleek dat een laat gevolg van de bovengenoemde scheve dop ons parten speelde: de olie was langs het motorblok druipend terecht gekomen op de startmotor, die daardoor dienst weigerde; de opgedoken dépanneur rekende 72 euro.
Het laatste stuk naar huis was een heldhaftige rit tegen een sneeuwstorm uit het Oosten. En de claxon ging kapot. Het was 28 februari, en we hadden 5600 kilometer gereden.
Thuis meteen naar de huisarts, waar ik de tot op dit moment nog voortdurende medicatie aanving met allopurinol. Hij stribbelde nog een beetje tegen: ‘je moet dit je hele leven blijven slikken’, maar ik slik zoveel dingen mijn hele leven, dat kon er nog wel bij.
Nooit meer jicht gehad.