Lang niks meer van gehoord, en nu is hij overleden. Dat mompel ik vaak voor me uit als mij het bericht bereikt dat en een oud-collega of een andere relatie uit een bont journalistiek leven de pijp aan Maarten heeft overhandigd. De krant zelf besteedt daar tegenwoordig nauwelijks nog aandacht aan, maar er zijn uitzonderingen.
Zo ook bijvoorbeeld betreffende Theo, beter bekend als Thei, Gijsen, beroeps-Kerkradenaar en persfotograaf. Een mooi stukje, compleet met foto, in de maandageditie. Tegenwoordig zouden we hem zzp’er noemen, maar destijds – jaren tachtig, negentig – hadden we er geen naam voor. Thei was gewoon iemand die per ongeluk in het vak gerold was en die je kon bellen als er ergens een foto gemaakt moest worden.
Dat bestond toen nog: ik ben er zelf zo een – want wat deed je als je het diploma van de literair-economische afdeling van de Hogere Burgerschool had? Dan ging je naar kantoor. Nou, dan maar naar het kantoor van een krant, waar je na drie maanden proeftijd een vaste baan kreeg.
Thei kreeg die vaste baan niet, want de krant had geen fotografen in vaste dienst, werkte dus met freelancers. Tegenwoordig zijn persfotografen serieuze kunstenaars, toen ook al, maar Thei niet. Hetgeen niet wilde zeggen dat hij slechte foto’s maakte, integendeel. Maar hij was vooral een vrolijke flierefluiter die grossierde in van die botte grappen die tegenwoordig niet meer mogen, en die ik dus helaas niet kan citeren.
Hij kwam zelden op tijd voor een afspraak, en als je hem belde om hem een opdracht te geven kreeg je opvallend vaak zijn vrouw aan de telefoon, die meedeelde: ‘D’r Thei sitzt in ut baad.’ (Ik ben de spelling van het Kerkraads helaas niet machtig.)
Hij was ook vaak ‘slachtoffer’ van kleine pesterijtjes. Hij had maar één oog, het andere had hij verloren bij een verkeersongeluk. ‘Maar dat is voor een fotograaf juist goed, die heeft echt maar één oog nodig.’ Autoriteiten konden van Thei de pest krijgen. Destijds had Heerlen een heel steile meneer als burgemeester (die teleurgesteld door het leven ging: hij had op Den Haag gerekend maar het werd Heerlen), Thei was aanwezig bij een van de vele gevallen van core business voor burgemeesters: lintjes doorknippen (of opspelden, kan ook.) ‘Zeg burgemeester,’ zei Thei, die erbij was voor de foto. ‘Zeg het eens, meneer Gijsen,’ zei de burgervader minzaam. ‘Weet u wat ik het mooiste van Heerlen vind?’ ‘Geen idee, zei de burgemeester, waakzaam, want hij kende Thei ook. ‘De bus naar Kerkrade!’ Waarna Thei er zelf het hardste om moest lachen.
Dat type oubollige grappen.
Nou, nog eentje dan, die volgens mij nog net kan.
Op vakantie in het toenmalige Joegoslavië kampeerde Thei op een camping naast een naaktstrand. Hij had uiteraard ook de camera bij zich (d’r kammera) en werd door een Duitse toerist op zijn schouder getikt bij het via de lens bezichtigen van het naaktstrand. Hoe meneer de fotograaf het in zijn hoofd haalde zijn ongeklede echtgenote te fotograferen? Thei vertelde trots op de redactie over de wijze waarop hij het probleem had opgelost. ‘Jij gelooft toch zeker niet dat ik mijn lang lins ga versjangelére voor die vrouw van jou?’ Het leek mij sterk dat je daarmee weg komt, maar het was natuurlijk wel leuk gevonden. (Ik heb me ditmaal niet gewaagd aan fonetisch Kerkraads, een taal die door Duitsers uitstekend verstaan wordt.)
Tachtig jaar is Theo geworden. Ik denk dat ik naar de crematieplechtigheid ga. Er zal best iets te lachen vallen.