Meer dan zestig jaar ben ik inmiddels journalist. Om precies te zijn: 63 jaar en drie maanden. Al die tijd is het vanzelfsprekend geweest dat ik vrij was in de keuze van mijn onderwerpen en vrij was omtrent die onderwerpen te onderzoeken wat ik maar wilde. Sterker nog: ik heb nooit eerder dan dezer dagen het idee gehad dat ik moest opschrijven wat de kern was van de manier waarop ik de kost verdiende. Het sprak vanzelf. Onhoorbaar. Altijd uiteraard ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’.
Eenmaal ben ik voor de Raad voor Journalistiek gesleept maar daar vrijgesproken; eenmaal ben ik van overheidswege op de vingers getikt wegens een overtreding van ‘de wet’. Ik had toen in een column over tuinieren die ik in de jaren tachtig schreef argeloos vermeld dat een inmiddels in Nederland verboden bestrijdingsmiddel tegen knaagdieren vlak over de grens, in Duitse tuincentra, nog volop te koop was. Ik kwam er met een waarschuwing vanaf.
Sinds een paar dagen bekruipt mij het gevoel dat dit tijdperk van vanzelfsprekende journalistieke vrijheid ten einde loopt. Dat idee had ik uiteraard al veel eerder, maar nu was er ineens een echte streep in het zand. Geert Wilders, die herhaaldelijk als zijn mening ten beste heeft gegeven dat journalisten ‘tuig van de richel’ zijn, kwam aan bij de villa waar ze nu een hele maand ‘elkaars nieren aan het proeven’ zijn en sprak tot de aanwezige afgevaardigden van de media: ‘Goede morgen, vrienden van de pers!’
Dat was niets minder dan een rechtstreekse bedreiging. Hij voelt aankomen dat hij ze nu kan pakken, smeert een ironisch bedoeld of minstens ironisch aankomend broodje dat tevens inhoudt: ‘Ik kan en zal vanaf nu niet aarzelen jullie aan te pakken als je iets schrijft dat mij niet bevalt.’
En dat kan natuurlijk iedereen betreffen, al denk ik dat de redactie van De Telegraaf, net als van RTL en andere commerciële bedrijven, het geen enkel probleem zal vinden de aankomende regering van dienst te zijn, al was het maar omdat ook de aandeelhouders van hun bedrijven dat wel een goed idee zouden vinden. Andere media met meer journalistiek verantwoordelijkheidsgevoel zullen dat niet zo snel doen, maar zullen toch al snel denken: láát dat interessante onderwerp nu maar liggen – mede omdat hun werkgevers ook aandeelhouders hebben die niet goed zullen willen of kunnen begrijpen waarom hun investering op de tocht staat.
Jaja, ik weet het, het is voorbarig, die regering is er nog niet, maar het is niet langer uitgesloten dat zoiets in het Nederland van 2024 realiteit zou kunnen worden, en ik voel me daar gewoon niet lekker bij.
Ik schrijf toch niet veel meer, en ik heb niet erg veel lezers, zacht gezegd.
Maar een aangenaam gevoel geeft het niet, Nederland als een nieuw model bananenrepubliek.
En overigens ben ik van mening dat de twee derde van de bevolking, die niet op Wilders stemmen hun onderlinge verschillen even opzij moeten zetten en bij de komende verkiezingen moeten stemmen op de Partij van de Beschaving.
Die er dan natuurlijk eerst wel moet komen.
Wij, van de oprechte journalistiek van Nederland, willen daar wel propaganda voor maken.