Die Martin Bosma, je weet wel, die al een hele tijd ondervoorzitter van de Tweede Kamer was, in diens gezelschap wens je toch niet betrapt te worden? En natuurlijk is hij lid van een partij, wilde ik zeggen, maar die partij van hem, daar kun je geen lid van worden, die eenmanspartij, dus, is toch een beetje smoezelig, een rancunepartij met een partijprogramma dat vol staat met onuitvoerbare en hier en daar zelfs strafbare onzin.
Maar daar hebben wel een hoop mensen op gestemd.
En ik vrees dat van mijn kennissenkring – of laat ik zeggen: in mijn grotendeels toevallige omgeving – een niet mis te verstaan deel op de partij van Bosma heeft gestemd. En dat voor geen goud kenbaar zouden maken, omdat, zo stel ik me voor, die mensen dat zelf ook een beetje smoezelig zouden vinden, maar toch stemmen op zo’n toch nogal racistische eenmanspartij omdat ze maar niet kunnen wennen aan mannen in jurken en vrouwen met hoofddoekjes.
Het is jammer dat je dat nooit zeker zult weten, en dat je dus die mooie vraag nooit kunt stellen, namelijk deze: ‘Wat vind je er eigenlijk van dat de oprichter van de partij aan welke jij je stem hebt gegeven, enig lid en would be dictator, toen hij de macht rook, het grootste deel van zijn partijprogramma introk, of althans opborg tot ‘betere tijden’? En dat het juist die onderdelen van dat programma waren waaróm je op die partij stemde?
Die vraag wel stellen zou wellicht onthullen waarom een groot deel van die kiezers niet graag voor hun keuze zou uitkomen; omdat ze niet het programma hebben gelezen maar alleen af zijn gegaan op de grootste bek en de domste kreten, die, hoor ik ‘dingen zijn die eindelijk eens gezegd moesten worden.’
En dan vind je in die partij, naast griezels als Markuszower, Agema en Graus, ook nog een interessante intellectuele causeur, begenadigd spreker, kenner en liefhebber van kunst en cultuur, die in zijn fractie woordvoerder over van kunst en cultuur is. (Die in het programma van zijn baas hun laatste knauw krijgen) genaamd Martin Bosma.
Hij leek zich gisteren geheel en al in mijn (virtuele) kennissenkring te nestelen door bij zijn verkiezing tot voorzitter van de Tweede Kamer zijn voornemen bekend te maken bij elke zitting voortaan een gedicht van Gerard Reve, die op 14 december honderd jaar zou zijn geworden, te gaan voordragen – waardoor, maar dit terzijde, dat voorzitterschap niet erg lang zou duren, gezien het betrekkelijk kleine aantal gedichten van de Grote Dichter des Vaderlands.
Tot ik bedacht dat je voor ultrarechts ook bij Oom Gerard terecht kunt, al kenschetste die het zelf steevast als ‘ironie’. De genadeslag, althans voor mij, gaf de korte en bondige, maar voor het karakter en de politieke opvattingen van Martin Bosma vernietigende opsomming op Wikipedia, zie aldaar. Daar komt hij namelijk uit naar voren als een racist pur sang.
Dat zal misschien niet blijken bij zijn optreden als Kamervoorzitter, dat heeft hij bezworen – een uitverkiezing die wel door zijn achterban in de Kamer als de nieuwste overwinning van het nobele gedachtegoed van zijn partij werd bejubeld met een daverend applaus.
Maar het zal wel blijken wanneer het cynische plan van zijn baas Geert Wilders ten uitvoer wordt gelegd: wanneer hij, eenmaal aan de macht gekomen, de licht bevroren standpunten een voor een uit de ‘ijskast’ zal halen, met als eerste het afschaffen van subsidies aan kunst en cultuur, gevolgd door het opheffen van de publieke omroep, daarbij gretig geholpen door Bosma.
Arme Gerard Reve, dat hij postuum daarvoor misbruikt gaat worden.
Ik ga vanaf volgende week vrijdag met des te meer vastberadenheid De Avonden lezen.
En voor die tijd De ondergang van de familie Boslowits en Werther Nieland, boeken van Reve die de gruwelijkheid van tot politieke moordpartijen ‘verheven’ racisme als onderwerp hebben.