De cd was gestopt voordat When I’m Sixty-Four zou beginnen, direct na Within You Without You. Ik had het kleinood opgediept in de kelder – waarom zou ik betalen voor Spotify en/of Youtube als ik the real thing zelf in huis heb?
Luisterend moet ik denken aan die avond tegen eind juni 1967, in het huis aan de Hertstraat in Nijmegen met uitzicht op het kerkhof van de Groenestraatskerk, het huis van Boet Kokke, het kerkhof waar later, jaren later, mijn moeder, mijn vader, mijn broer en mijn beide zussen begraven zouden worden – hoewel, mijn oudste zus is er alleen in naam, haar as is begraven op de Mokerhei; het graf van mijn ouders is inmiddels geruimd.
In het huis van Boet Kokke was een klein clubje bijeen voor een bijzondere gelegenheid, mijn afscheid als inwoner van Groesbeek en Nijmegen, een ‘delegatie’ van de redactie van De Gelderlander waar men het niet nodig had gevonden mij formeel uit te zwaaien: wie zelf ontslag nam op de redactie was een verrader, in de ogen van de toenmalige hoofdredacteur, die wij eerbieding aanspraken als ‘hoofdredacteur’, maar als hij er niet was Louis noemden.
Het afscheid had dus iets illegaals en als vanzelfsprekend ‘gevierd’ bij mijn tutor, Boet.
Boet is al jaren dood. Op de bijeenkomst waren ook Jan Koesen, Margreet Donkers, Jan Hanff, Ruud Groen en misschien nog een of twee collega’s die mij na al die jaren ontschoten zijn – en waarvan we met enige zekerheid kunnen vaststellen dat ze allemaal overleden zijn, sommige al heel lang, anderen recenter. Ze vormen geen uitzondering: de meeste andere collega’s die toen de redactie van De Gelderlander bevolkten, zijn inmiddels overleden, veelal als gevolg van het excessieve tabakgebruik dat destijds opgeld deed.
We dronken bier, die avond, ik meen dat er voor mij Campari was.
En als afscheidscadeau kreeg ik een elpee, die zojuist was uitgekomen, een soort nagekomen zending van de destijds wereldberoemde Beatles: Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band.
Wij dachten toen dat er niets beters dan deze met geheimzinnigheid omringde plaat kon worden geproduceerd: het toppunt van de popmuziek.
Nou ja, ik vind dat eigenlijk nog steeds al maak ik graag een uitzondering voor een aantal nummers die de ‘losse’ Beatles later opnamen – en uiteraard het echte toppunt en voor dat nooit meer geëvenaarde album, dat van Stevie Wonder: Songs in the Key of Life.
Wij dachten toen dat wij, stuk voor stuk een beetje eigenaardige types, eindelijk erkenning hadden gevonden, geen buitenbeentjes meer waren.
Wist ik veel dat wij ons daar deerlijk in vergist bleken te hebben.
Maar daar wilde ik het eigenlijk niet over hebben.
Waar dan wel over? Dat je, als je dat toelaat, verdomd eenzaam achterblijft als iedereen die je kende in 1967 inmiddels dood is. Niet toelaten, want er is zoveel moois voor in de plaats gekomen. En zoveel lelijks.
Maar de tijd is onherroepelijk verstreken en de strofe Will you still need me, when I’m sixty four letterlijk geweldig is achterhaald.
Denk er nu even aan dat ik in 1967 29 jaar was en sterk betwijfelde of ik de eeuwwisseling wel zou halen. Die alweer 23 jaar achter ons ligt.
Blijft nog het raadseltje: waarom stopte de cd uitgerekend vóór When I’m Sixty Four?