Het lezen van boeken is en blijft een problematische aangelegenheid. Niet zozeer omdat veel mensen tegenwoordig toch aankomen met de conclusie: ‘Een boek? Zonder plaatjes? Met meer dan vier bladzijden? Waar is mijn telefoon? Hier, iemand die een watermeloen tegen zijn kop krijgt. Wat zei je?’
‘Ik zei, lees jij tegenwoordig nog wel eens een boek?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Ik moest van school Terug tot Ina Damman begrijpend lezen, en daar heb ik een boekbespreking van gedownload en daar kwam ik al niet meer doorheen. En toen heb ik op het mondeling examen Nederlandse literatuur gezegd dat ik me bij vragen over dat boek niet veilig voelde, en toen kreeg ik een 6.’
Ik neem deze dialoog geheel voor mijn eigen rekening, omdat ik niet eens zeker weet of Terug tot Ina Damman nog wel bestaat, en waarom, en ik al evenmin op de hoogte ben van het al of niet nog bestaan van een afzonderlijke en ook nog mondeling examen Nederlandse literatuur. De laatste keer dat ik daarmee in psychische en fysieke aanraking mee ben geweest was omstreeks 1978, toen ik tijdens een mondeling eindexamen Nederlandse literatuur, waarbij ik als onbezoldigd gecommitteerde aanwezig was, merkte dat je op die school voor de boeken’lijst’ van vijf boeken óók enkele stripboeken van Suske & Wiske had mogen lezen.
Verzachtende omstandigheid: die school was het destijds kortstondig bestaand onechte kind van mulo en ambachtsschool. En ik was geen officiële gecommitteerde meer, want die waren tegen die tijd reeds als te kostbaar wegbezuinigd. Ik was er gewoon voor gevraagd omdat de redactie van de krant toen nog naast die school gevestigd was en ik de enige was die het duidelijkst zichtbaar op dat moment niet veel te doen had. ‘Ik kom wel effe’.
Ik was toen al een fervent lezer en dat ben ik nog steeds.
Vandaar dat ik even, heel even maar, ik ben van mezelf al zo moe, opkeek toen Volkskrantredacteur Wilma de Rek vandaag in een korte column meedeelde dat de Volkskrant op de boekenpagina’s voortaan geen sterren meer uitdeelde.
Er zijn al zo weinig zekerheden in het leven en nu dit weer.
De sterren bij boeken in het zaterdagse boekenkatern van de krant hadden voor mij diverse betekenissen.
Ten eerste: van boeken met één ster hoefde ik de recensie niet te lezen, behalve van recensenten die erom bekendstaan dat er wat te lachen valt, ook bij boeken met één ster. Juist met één ster.
Ten tweede: boeken met twee en drie sterren zijn maar zo zo lala, en daardoor te duur. En zonde van de tijd.
Met vier sterren begint het: de meeste boeken kregen vier sterren, omdat je niet iedereen de hemel in moet prijzen.
Vijf sterren, dat was nog eens wat, er gingen soms weken voorbij zonder vijf sterren en dan was er een opvallend aantal vijfsterrenboeken die veel te duur waren. Dat is althans mijn observatie: de limiet is 24 euro, hoewel ik de deur wel op een kier laat staan.
Bovendien heb ik een geheel eigen, tweeledig beleid; ten eerste moet je mij niet zo gauw de hoek om komen met een nieuwe auteur, want daar heb ik te veel leergeld mee betaald, ik volsta met het noemen van Wessel te Gussinklo, als je begrijpt wat ik bedoel, jonge vriend. Ik ‘volg’ een beperkt aantal schrijvers, en als er een dood gaat of ermee kapt, dan neem ik (soms) er een nieuwe bij.
Daarnaast schuim ik het gehele internet af om te bezien of de gewenste boeken ook tegen lager dan het in Nederland gebruikelijk rijkeluistarief te bekomen zijn, en daar heb ik vaak succes mee. Zoek zelf uit hoe.
Ik heb hier bijvoorbeeld een lijstje liggen (waar Adriaan van Dis onbegrijpelijkerwijs nog aan ontbreekt) met daarop: Blue Skies van T.C. Boyle, Comandante van Sandro Veronesi, Alkibiades van Ilja Leonard Pfeiffer (eigenlijk te duur) Nirwana van Tommy Wieringa, Zwischen Welten van Juli Zeh en Reinaert van Frits van Oostrom. (Ook te duur). Alles in de desbetreffende taal, want dat is uiteraard de basis van de oplossing van het bovengenoemde prijsprobleem.
Er zijn er bij die sterren hebben gekregen in de Volkskrant, soms veel, soms weinig; en ook boeken die niet besproken zijn.
Moet kunnen.
Ik voel me daar veilig bij.