Daar stond ik zaterdagmorgen weer, uur of tien, met mijn kratje plastic flessen bij de statiegeldautomaat van de Jumbo. Een stuk of dertig flesjes, schat ik, zodat ik even later de trotse eigenaar zou zijn van een bonnetje ten bedrage van iets meer dan 3 euro. Te verzilveren, als ik er aan dacht tenminste, bij de kassa binnen, waar ik alweer 1 euro 20 statiegeld moest dokken voor 12 nieuwe flesjes water.
‘Drink toch uit de kraan!’ Zeker, zeker, maar als ik nu eenmaal verslaafd ben aan de bubbels? ‘Dan neem je toch zo’n ding dat de bubbels in je water spuit?’ Zeker, kan ook, alleen heb ik uitgerekend dat dat nóg duurder is dan flessenwater en ook daarvoor moet ik naar een winkel, nu een Albert Heijn, vele kilometers meer hiervandaan dan de Jumbo, om die koolzuurpatronen in te wisselen. Waar ik trouwens óók statiegeld voor moet betalen.
Je moet nu thuis niet alleen aparte bak hebben voor plastic verpakkingsmateriaal; er naast staat nu een bak voor de plastic en glazen statiegeldflessen én een bak waar al die mijn kippenijver leeggezopen wijn- en andere drankflessen in moeten die naar de glasbak gaan.
Bij dat laatste duikt inmiddels ook alweer een probleempje op. Er zijn namelijk bierflesjes mét en bierflesjes zónder statiegeld, en het is iedere keer weer een hele studie waar nog net geen vergrootglas aan te pas komt om vast te stellen of er nog iets aan de flesjes te verdienen valt, of dat ze gewoon bij het glas kunnen. Er moet daar een systeem in zitten, maar ik ben er nog niet achter welk. Zet dat toch met grote letters op die flessen! (Trouwens, dat moet ook met grote letters op verpakkingsmateriaal: ‘Dit mag wél in de plasticbak’ of ‘Dit mag niet in de plasticbak’ want daar zit nog een hele grotendeels onvermoede wetenschap achter.
Ik denk inmiddels met lichte weemoed aan de dagen dat de plastic flesjes gewoon bij het plastic verpakkingsmateriaal konden en dat we er een sport van maakten de flesjes zo klein mogelijk op te vouwen. Nog altijd wordt om de twee weken het plastic opgehaald, maar de flesjes moeten we zelf in mühseliger Kleinarbeit in de statiegeldautomaat doen, waarbij ik ook nog eens af en toe bestraffend word toegesproken: ‘Rustig aan!’ roept het apparaat dan. Maar ja, er staan mensen achter me te wachten en die willen ook nog iets aan hun vrije zaterdag hebben.
En dan moet je weten dat al die flesjes uiteindelijk gewoon terecht komen bij… het plastic verpakkingsmateriaal uit de maandagse zak.
En zo sta ik dus op zaterdagmorgen in de rij bij de automaat, mezelf virtueel voor de kop slaand. Waarom ga ik niet op maandagmorgen om 8 uur, of maandavond tegen 8 uur, dan ben je gegarandeerd de eerste. Ja, nee, waarom dan niet? Nou, ik denk er heus wel aan, hoor, maar ik ga toch zeker niet met een halfvol krat naar de automaat? En dus blijkt geregeld dat die bak uitgerekend op zaterdagmorgen begint over te lopen. Zodat ik, inderdaad… vul zelf maar in.
Ik zou die flesjes natuurlijk gewoon in de restbak kunnen deponeren. Dan maar bier van een dubbeltje meer.
Mijn oudste zus, de Heere hebbe heur ziel, was daar heel principieel in: aan vuilnis scheiden, daar deed ze niet aan mee.
Maar wat mij nu, bijna twintig jaar na haar verscheiden, principieel op de been houdt en dus op zaterdag naar de statiegeldautomaat brengt: ze stemde dan ook steevast VVD.