The Bonfire of the Vanities, A Man in Full, I Am Charlotte Simmons, Back to Blood. De vier laatste boeken van Tom Wolfe, denk ik zo, ongeveer. Zijn romans. De ondergang van een beursspeculant, dito van een sportheld die het te hoog in de bol heeft, de gruwelijke toestanden op een Amerikaanse universiteit, het racisme bij de politie. Zo’n beetje alles waarmee tijdens Wolfes leven – hij overleed in 2018 – de Amerikaanse samenleving zich bezighield, nou ja, alles: er is natuurlijk veel meer, maar met name door deze boeken viel het allemaal erg op, mede door de opvallendheid van de auteur. Wolfe, een benadigd schrijver, politiek flink rechts, een dandy in zijn eeuwige witte kostuums.
Allemaal gelezen, de laatste jaren. Altijd dikke pillen, en allemaal maniakaal goed onderbouwd met authentiek materiaal.
Hee, roept de kenner nu, ik mis iets.
En inderdaad, Wolfe heeft meer boeken geschreven vóór deze vier. Of die terecht vergeten zijn is mij niet bekend, het meeste heb ik niet gelezen en is vermoedelijk ook moeilijk verkrijgbaar. Het zijn geen romans maar eerder journalistiek-achtige producties, noem het reportage. New Journalism, ook.
Een van die boeken is overeind gebleven: The Electric Kool-Aid Acid Test uit 1968, dat in 2019 nog eens is herdrukt, een oplage waarvan een deel onlangs in de ramsj kwam en waarvan ik onlangs er een scoorde.
Het is feitelijk de gedramatiseerde biografie van de jonge jaren van Ken Kesey, die we zouden kunnen kennen als de schrijver van het boek One Flew Over the Cuckoo’s Nest, waar die film van werd gemaakt, inderdaad. Kesey gaf de aanzet tot het ontstaan van The Merry Pranksters, een soort commune waarvan de leden trots waren op de titel ‘hippie’, en waarvan drugsgebruik het bindend element was. En dan met name het gebruik van acid, zuur, zoals LSD – lysergeenzuurdiëtylamide – toen juist in zwang gekomen door de activiteiten van Timothy Leary, die al eerder een soortgelijk groepje om zich, en om LSD heen verzamelde.
(En waarover mijn huidige favoriete Amerikaanse schrijver Thomas Boyle enkele jaren geleden een prachtig boek schreef, Outside Looking In. Die schreef trouwens nog eerder ook een boeiend boek over een Californische hippiecommune in zijn roman Drop City. En zijn meest hilarische boek over een verwant onderwerp: Budding Prospects, over twee hippie-achtige types die op een rampzalige manier de teelt van hennep ter hand nemen. Maar dit alles uiteraard geheel terzijde).
The Merry Pranksters (De Vrolijke Grappenmakers) vormen een groep in zuidelijk Californië die permanent stoned is, de hele tijd in een toenemend eigen jargon met elkaar bezig, elkaar voortdurend filmend (er komt een film van veertig uur uit), lichtshows projecterend en ingewikkelde film-, stereo- en andere geluids- en zelfs computerapparatuur in elkaar zet, afstemt en gebruikt, en zo voort.
Kesey komt op het idee een oude schoolbus te kopen. Die wordt helemaal ingericht met genoemde apparatuur en meubilair (er is een speciaal afgeschermd bed voor onderlinge seks) en de boel wordt met fluorescerende verf in alle kleuren van de regenboog van binnen en van buiten beschilderd. Met de bus maken ze een enorme tournee via de zuidoostelijke Verenigde Staten naar New York en terug naar Californië, ze betrekken in de loop van de jaren dat de commune bestaat achtereenvolgens de woning van een van hen en verschillende leegstaande gebouwen. Het verhaal wordt mede gekleurd door het feit dat Kesey wordt gezocht wegens illegaal drugsgebruik.
De titel van het boek gaat over een hoogtepunt in het bestaan van de groep: ze maken een soort soep van Kool-Aid, een zoete frisdrank (die je nog altijd kunt kopen, onder andere bij de Jumbo), met daarin een fikse scheut LSD, en laten willekeurige voorbijgangers daarvan drinken. Ze noteren quasi wetenschappelijk de reacties van mensen, zoals gebruikelijk zeer uiteenlopend, en dat onder toezicht van een flink contingent politiemensen.
Uiteindelijk ontstaan er onderlinge conflicten wanneer Kesey alsnog naar Mexico vlucht om aan de politie te ontkomen, ook belanden ze in een treurige loods zonder ramen waar ze weer eens een concert willen geven, maar doordat de apparatuur zo is afgesteld dat ze alleen zelf in hun koptelefoons hun muziek horen, druipt het publiek teleurgesteld af.
Einde van het hippie-experiment, aldus Wolfe.
Het boek baseert zich dus voor honderd procent op waargebeurde feiten, mede door de Pranksters zelf op geluidsbanden en op film vastgelegde gebeurtenissen en op gesprekken tijdens en achteraf met leden van de groep en mensen die ermee in aanraking kwamen. Een hoeveelheid materiaal waar alleen de allergrootste doorzetter zich doorheen zou kunnen worstelen, Wolfe gebruikt de laatste pagina van het boek voor een opsomming daarvan. Ongelooflijk.
Dit boek is niet alleen een geschiedenis van het leven van Ken Kesey (die in 2001 overleed – het boek is dus alleen een beschrijving van een korte episode in jaren vijftig en zestig uit het leven van de schrijver, toen die de 23 en 28 jaar oud was) maar ook de beschrijving van een bijzondere episode in de Amerikaanse geschiedenis – die daarmee ook afgesloten was; wat erna kwam, de drugsellende die eruit voortvloeide benevens de rock- en popmuziek waarvan de rage nog altijd voortduurt, interesseerde Wolfe kennelijk maar matig.
Het boek leest intussen als een woeste rivier met spectaculaire watervallen en stroomversnellingen, een boek, kortom, dat je maar beter gelezen kunt hebben vóór je oordeelt over je eigen tijd.
Intussen ga ik wellicht op zoek naar het oeuvre van Wolfe van voor en de Acid Test. Boeken met hallucinerende titels als The Kandy-Kolored Tangerine Flake Streamline Baby. Dat geprezen is als het bok waarmee Woilfe het onmogelijke heeft gedaan: Amerika begrijpen.
Dat dan ook in Wolfes bibliografie terecht is gekomen bij non-fiction, net als, terecht, denk ik, de Acid Test.