Als er één boek een uniek cultboek is geworden, als er één boek een beeld schetst van het Amerika van direct na de Tweede Wereldoorlog – vóór de Koreaanse oorlog nog, en het land waande zich, niet geheel ten onrechte, het machtigste land ter wereld met zijn superieure techniek en zijn militaire oppermacht – dan is het wel On the Road van Jack Kerouac. Het is een road novel, jawel, het is vooral ook een beeld van een losgeslagen pauperdom, van een laag in de maatschappij die zich meer dan ooit te buiten gaat aan misbruik van drank en drugs en vrije seks. En jazz. Seks, drugs and rock’n roll kwam later. Al komen er al enkele figuren in voor die later, tien of vijftien jaar later, groot werden in de beatgeneratie en de hippiewereld, zoals Allen Ginzburg.
Maar vooral is het de beschrijving van een deel van het leven, zeg maar rustig: de teloorgang van één man, Dean Moriarty, vriend van de schrijver. Hij leeft er enorm op los, steelt auto’s bij de vleet en rijdt er altijd op topsnelheid mee, bedondert iedereen en alles. Ik noem een voorbeeld: hij is getrouwd met Camille die in San Francisco woont en twee kinderen van hem heeft. Wanneer hij (en de schrijver, die figureert onder de schuilnaam Sal Paradise) voor de zoveelste keer het Amerikaanse continent doorkruist ontmoet hij Inez, met wie hij onmiddellijk wil trouwen en haar dus alvast naar zijn eindbestemming, New York City vooruitstuurt. Daar wacht zij op hem maar hij is na aankomst in New York snel op haar (en haar kind) uitgekeken omdat hij toch liever naar Camille gaat van wie hij net gescheiden is.
Het geraffineerde van het verhaal is dat je lange tijd niet in de gaten hebt dat het uiteindelijk over Dean Moriarty gaat – het lijkt een tijdlang enigszins op de film Easy Rider – die een tam stukje werk lijkt vergeleken bij de schitterende film die Walter Salles er, nadat grote namen in Hollywood het project hadden zien worden, van maakte.
Maar geleidelijk spitst het verhaal toe op Dean, die steeds gekker wordt, steeds roekelozer, steeds meer een gevaar voor zichzelf en vele anderen.
Herhaaldelijk lijkt het erop dat ze zich ergens zullen vestigen, in San Francisco, in Denver, in New York en uiteindelijk in Mexico City. En dan eindigt het boek toch met het definitieve vertrek van Dean naar New York, waarbij Sal als laatste woorden noteert: I think of Dean Moriarty.
Het boek is uitdrukkelijk autobiografisch, het is ook het relaas van de pogingen van Kerouac om zijn vriend te redden, of althans uit de grootste problemen te houden, al heeft die dat niet in de gaten. En dat allemaal op die rusteloze reizen in vrachtwagens, treinwagons maar vooral in die prachtige Amerikaanse bakken van personenauto’s – ergens aankomen betekent al bijna weer vertrekken – maar eerst moeten er nog een paar nachten doorgezopen en gerookt worden en dan is het geld weer op, maar tante in New York stuurt braaf iedere keer weer vijftig dollar, troggelen ze iedere keer weer iemand anders geld af of een auto en op reis maar weer, nachten lang, veel te hard rijdend, half verdwalend soms.
Jack Kerouac schreef het in een paar weken tijd op één telexrol. Het kwam in 1957 uit, nadat de oorspronkelijke ‘echte’ namen vervangen waren door gefingeerde. Waarna het onmiddellijk een cultboek werd, met invloed op filmers als bijvoorbeeld Wim Wenders en Dennis Hopper.
Francis Ford Coppola kocht in 1968 al het script om het te verfilmen, maar herhaalde pogingen, ook door anderen, mislukten. Het duurde tot 2012 voor het lukte er een film van te maken, die het boek ook echt recht doet.
Laatste reacties