Het hangt sterk van de wind af, of we er iets van horen. Een matige oostenwind maakte gisteravond dat we nauwelijks iets vernamen van het concert van Bruce Springsteen. Duimen dat er volgend weekeinde ook zo’n windje staat, want dan hebben we hier Pinkpop. Pinksteren 2023 hoort alweer tot een grijs verleden, maar de verhuurders van populaire zangers en muziekgroepen zijn tegenwoordig de baas, dus die zeggen: je zit te vroeg met je Pinkpop. Onze vedetten treden pas op ná half juni. Maakt nauwelijks iets uit, want het symbool van dat oeroude festival is een roze pop, die met Pinksteren weer geen merkbaar verband heeft.
En als je drie dagen lang niet per se aan het verkeer moet deelnemen in je eigen dorp merk je er niks van, zelfs niet bij zuidwestenwind – waardoor we in afgelopen decennia in onze eigen tuin gewoon Mick Jagger en Jo Cocker hebben horen zingen.
Vanmorgen maakte dagblad De Limburger gewag van Springsteens optreden met een grote foto op de voorpagina, die meteen ook een wonderlijk aspect van zulke concerten illustreert: op de foto zie je een enorm beeldscherm dat op het podium staat met daarop de bezoekende menigte, die voor de somma van rond de tien miljoen euro kaartjes had gekocht, en op de voorgrond de ruggen van Springsteen en een van zijn medewerkers. Als je goed keek zag je daaronder, piepklein, bijna onzichtbaar, ‘The Boss’ van de voorkant. Op de website van de krant een uitvoerig artikel, noem het een recensie, met daarbij meerdere foto’s waarop vrijwel steeds te zien is dat die enorm schermen wel degelijk zin hebben, ja zelfs het hele bezoek aan het concert zin geven: het terrein van Megaland Landgraaf is zo groot, dat mensen die een beetje achteraan staan zonder die schermen slechts zouden kunnen gissen wat zich op het podium afspeelt.
Dat wordt dan weer een beetje, nou, een beetje, goedgemaakt door de ongelooflijke kolereherrie die uit luidsprekers brult, volgens de schrijver van het artikel zelfs nog beter dan andere jaren.
Die schrijver maakt ook gewag van een Hollandse ziekte, vertaald in goed Engels Dutch disease, die inhoudt dat een groot deel van het publiek in het geheel niet in trance, of met tranen in de ogen met de optredende artiest meeneuriet of -brult, maar dat het de gelegenheid te baat neemt om een boom van jewelste op te zetten, over het weer, over Rutte, over voetballen en fietsen, over Annemarie Jorritsma en zo nog het een en ander, soms verstoord achterom kijkend naar die vent die op het podium herrie staat te schoppen, waardoor de discussie een moeizaam karakter krijgt.
Het is eigenlijk ongelooflijk: je maakt een soms lange reis, je legt een vermogen neer voor de toegang en nog eens een vermogen voor een klein aantal biertjes en dan bestaat je avond uit pogingen luid schreeuwend je standpunten ten aanzien van sport en politiek te presenteren, bóven het mechanisch geweld uit vanaf het podium.
Snap jij, snap ik het.
Of mis ik weer eens iets?
Natuurlijk. Ik ben ooit eens terecht gekomen op het concert van een West-Afrikaanse zanger, in een smoezelig zaaltje in Brunssum. Ook daar moest je staan en ook daar was het publiek gekomen voor van alles, maar zeker niet voor de muziek. Ik bekloeg mij daarover bij de organisatie, die géén begrip toonde. ‘Onze mensen hebben zich geweldig geamuseerd,’ was de reactie.
Ónze mensen, jawel.