Mark Rutte had het heel goed aangevoeld – net als de Italianen hield hij zich aan de goede oude regel: over de doden niets dan goeds, of beter: Nient'altro che buono per i morti, of zoals de oude Romeinen al wisten: de gustibus non disputandum est.
Ik heb het over het overlijden van Silvio Berlusconi. ‘Een karaktervol mens, een markant en gepassioneerd politicus’ noemde Rutte hem, en gezien vanuit de VVD klopt dat uiteraard als een bus, dat is niet ‘condoleren zoals het hoort’, zoals iemand op Twitter deze boodschap noemde, dat is gewoon de werkelijkheid van onze eigen conservatieve partij.
Ik heb gisteren afwisselend naar publieke omroep Raiuno en naar Berlusconi’s eigen commerciële zender TG5 gekeken. Op Raiuno rechttoe rechtaan de feiten, ik hoorde onder andere de mening dat Berlusconi vooral ten opzichte van het buitenland veel voor Italië heeft betekend. Op TG5 urenlang lofzangen – fascinerend waren vooral de filmpjes waarin Berlusconi, zich permanent kapotlachend, door de recente geschiedenis heen slaat. Hij draagt zelf de eerste Europa Cup van zijn eigen voetbalclub AC Milan, hij kust zowel George Bush als Vladimir Poetin, ook een keer tegelijk en volgens TG5 was dat de manier waarop je eventjes met een paar kusjes en schouderklopjes de Koude Oorlog afhandelt. Zowel Bush als Poetin zie je denken: daar heb je die maffe spaghettivreter weer.
Een onderwerp dat herhaaldelijk ter sprake kwam: de betekenis die Berlusconi zichzelf toedacht voor de Italiaanse cultuur, en dan met name de film. Daarbij werd één film genoemd: La Grande Bellezza, met Toni Servillo als de vermoeide society-journalist.
Uiteraard werd geen melding gemaakt van een film waarin diezelfde Servillo Berlusconi speelt, Loro, want die tekent op pijnlijk scherpe manier hoe Berlusconi werkelijk was, en ik haal hier enkele passages aan uit de recensie die ik van die film schreef:
‘Loro slaat vooral op de ‘entourage’ van Berlusconi, enerzijds de slijmballen die over zijn rug iets willen bereiken, in de politiek of in de economie of beide, en de horden clowns en sletten die het op diverse punten hebben gemunt op de invloed van Il Presidente of Il Cavaliere als opstapje naar rijkdom en/of macht. En Sergio Morra is de verbindende figuur, de pooier uit Bari die de hoeren levert voor de bungabunga-feestjes van Berlusconi, en die van die positie gebruik probeert te maken om bovenaan de lijst van kandidaten voor het Europees Parlement te komen.
Morra zorgt dat hij tijdens zo’n feest van Silvio naast hem komt te zitten en begint dan meteen weer over die grote wens van hem. Berlusconi schiet uit zijn slof: hij heeft een feestje, hij verbiedt Morra zijn (toegegeven: platte) lol te bederven door over politiek te beginnen. Cruciaal is die scène omdat Berlusconi in de film naar voren komt als iemand die natuurlijk wil genieten van de bewondering die hem ten deel valt, maar vooral de eenvoudige burgerman wil zijn die hij ten diepste is, iemand die een ietwat (nou, ietwat) ordinaire smaak heeft wat betreft vrouwen, muziek, kunst en zo voort.
Je ziet de vergelijking met Donald Trump ook al aankomen, die ook tot uitdrukking komt in de scène waarin Berlusconi’s echtgenote, het gerotzooi van de grote man kotsbeu, hem voor de voeten werpt dat hij liegt als hij zegt dat hij zijn imperium zelf heeft opgebouwd, en impliceert dat hij daarmee haar bewondering verdient. ‘Je hebt van je vader 113 miljard lire gekregen, dan kun je wel iets opbouwen,’ zegt ze. Bovendien is er bij dat opbouwen nogal wat scheef gegaan zodat Berlusconi van een groot aantal politieke en economische misdrijven wordt verdacht; hij is alleen maar de politiek in gegaan om zo onschendbaar te zijn voor het geval hij vervolgd wordt. En dat hij daardoor zijn macht kon vergroten en het tot premier schopte was niet essentieel maar wel meegenomen.
Hij blijft vooral een toeschouwer op de door hem in zijn Sardijnse villa aangerichte feesten met honderden half blote meisjes. Hij mag op die feestjes graag opscheppen met zijn zangkunst – Napolitaanse liedjes – en met zijn vuurwerk en, oh wat een afgang, zijn ‘vulkaan’ in de tuin met afstandsbediening, die als hij uitbarst een nogal natte scheet blijkt te zijn.’
Heel even scheert de verslaggeving op TG5 langs het randje als een opname vertoond wordt waarin Berlusconi een oude mop vertelt, die van het vliegtuig dat gaat neerstorten en er een parachute te weinig aan boord is, wel een rugzak – en wie springt naar beneden met die rugzak: de beroemde politicus die de wereld zou redden – hij bedoelt er zichzelf mee.
Tientallen keren zag je oude en nieuwe fragmenten met Il Cavaliere als middelpunt: van een kalende, ietwat nondescripte zakenman tot uiteindelijk een man die een spectaculaire transplantatie heeft ondergaan: hij heeft zijn hoofd geruild voor de kop van een eeuwig grijnzende, eeuwig jeugdige, maar tevens angstaanjagende etalagepop.