Paus Julius II, een voor zijn beroepsgroep nogal oorlogszuchtig type, overleed op 21 februari 1513, tot opluchting van menigeen, niet in het minst van de hertogin van Ferrara, Lucrezia Borgia. Ze gaf op 30 maart een ‘feestje’ voor ‘wat vrinden’ om het heugelijke feit te vieren. Het werd een sobere aangelegenheid, gezien het feit dat die datum een vrijdag was en er dus geen vlees gegeten mocht worden. Zo te zien geen probleem, hoewel bijzonder genoeg voor een van de gasten, Prospero Colonna, om te noteren wat er zoal wel ter tafel kwam.
En voor Sarah Bradford, Britse historica, schrijfster van de in 2004 verschenen zoveelste biografie van Lucrezia Borgia, dochter van paus Alexander VI, aanleiding om dat lijstje in extenso in haar boek op te nemen, zoals ze ook deed met uitputtende beschrijvingen van de ronduit krankzinnige gewaden waarin Lucrezia en haar Renaissance tijdgenoten zich plachten te hullen. Dat lijstje, noem het een menu, volgt hier nu.
Hou je vast, zouden ze in Holland zeggen.
Het begon met een amfoor met rozenwater om de handen te wassen. De tafel was gedekt met melkbrood, geroosterde havervlokken en biscuits, marsepein en taart van pijnboompitbloem. De wijnen waren muscatel, trebbiano, een nieuwe zoete wijn en andere tafelwijnen. Er waren salades van gehakte andijvie, bladsla, ansjovis, kappertjes en kappertjesbloemen en jonge kool. Verder schotels met grote garnalen, steurkuit gemengd met suiker, kaneel en rozenwater, en dat was de eerste gang.
Vervolgens een tweede gang van grote gekookte snoek, steur, rog en gezouten rog, begeleid door een soep van jeneverbes en een kruidensaus. Gevolgd door gebakken snoek, zeelt, steur, grote forellen en karpers, afgemaakt met kleine zoetwatervisjes, olijven, sinaasappels en citroenen. Daarna nog een gang met kleingesneden inktvis, ravioli en citroenschil.
Alsof dat nog niet genoeg was een grote snoek in aspic, steur en rode mul en een buffet van drie grote roggen, tortelli alla lombarda en grote palingen in een soep. Daarna kwamen de grote palingen van het spit, enorme kruidenomeletten van ieder honderd eieren, taarten, rode kaviaar, taart van pijlwortel en scheermessen (schelpen), oesters, jacobsschelpen, zeetruffels en alikruiken. Als fruit waren er roze appels, peren, kaas uit Piacenza, gepelde amandelen, rozijnen, druiven en kleine pruimen, krokante dunne wafels en punch gemaakt van brandewijn, suiker en kruidnagel. Nadat de gasten nog eens wat rozenwater hadden gekregen om de handen te wassen (er was geen sprake van bestek of servetten) kregen ze gesuikerde amandelen, snoepjes van engelwortel, in grappa ingelegde peren en perziken, cedercitroenen, ingelegde pijnboompitten en anijszaad.
En dat alles na een jachtpartij met luipaarden en valken, waar je natuurlijk wel degelijk trek van kreeg, en waarvan uiteraard niets op de tafel verscheen.
Het verhaal van Bradford vermeldt het niet, maar ik neem eenvoudigweg aan dat de gasten het weekend bleven en daar voldoende tijd kregen om de tijdens de jacht geschoten eenden, ganzen, korhoenders, houtduiven, patrijzen, fazanten, reeën en edelherten, wilde zwijnen en stekelvarkens en een toevallig passerende giraf te nuttigen. Al dan niet ingelegd in grappa.
Je weet maar nooit wanneer je in die tijd de volgende week nog iets eetbaars voorgezet zou krijgen.
Die jachtbuit heb ik erbij verzonnen, hoor.
Je kunt het ook te gek maken.