Het boek had bij zijn verschijnen in 2018 niet erg veel opzien gebaard, en het was ook niet vertaald waardoor de inhoud bredere bekendheid had kunnen krijgen. Maar daar kwam eind maart jongstleden verandering in toen Alberto Grandi, hoogleraar geschiedenis van het voedsel aan de universiteit van Parma, een interview gaf aan de Londense Financial Times.
Terwijl het boek toch een provocerende titel had, zelfs voor mensen met nauwelijks enige kennis van de Italiaanse taal: Denominazione di Origine Inventata – vrij vertaald: Naam van Oorsprong Gefantaseerd.
In het boek rekent Grandi af met het sprookje van de eeuwenoude traditie van de Italiaanse keuken; helemaal in het begin van het boek staat het al: die befaamde Italiaanse keuken bestaat pas ongeveer vijftig jaar, namelijk sinds de tijd dat de ambachtelijke productie van voedsel voor een groot deel overging in een industriële manier van werken waardoor de promotie van al dat fraais ter hand werd genomen door marketing bureaus.
Italië is via die effectieve marketing erin geslaagd om over de hele wereld een ‘typische’ kunst van leven te verkopen, op basis van gefantaseerde tradities. Italië ging in amper twee decennia over van een boerenmaatschappij naar een industriële samenleving, herinnert Grandi zich, en moest een identiteit creëren door een uitgebreid systeem van oorsprongsgaranties (DOP, DOC, DOCG) op zijn producten, en zo een verhaal te creëren dat suggereert dat de Italiaanse gastronomie eeuwenoude wortels heeft.
Om te beginnen: Italië zelf bestaat pas sinds het jaar 1861, toen, voor een deel onder dwang en onder protest, heel Italië, ongeveer zoals we dat nu kennen, één koninkrijk werd.
En om maar meteen met de deur in huis te vallen: pizza’s komen uit New York, Parmezaanse kaas komt uit de Amerikaanse staat Wisconsin, spaghetti carbonara werd in 1953 voor het eerst gegeten, ook alweer in de VS, en voor de ingewijden: mét slagroom.
Al eerder wisten we een paar dingen: de indeling van de maaltijd in antipasto, primo, secondo, dolce is helemaal niet zo rigide als de snobs buiten Italië volhouden, insalata caprese is van zeer recente datum en heeft met het eiland Capri niets van doen, net zo min als die typisch Amerikaanse spaghettisaus met gehakt die in de wandeling ‘bolognese’ heeft niets met Bologna te maken heeft.
Grandi doet een greep uit de geschiedenis van de laatste honderd jaar en komt tot de conclusie dat een traditionele Italiaanse keuken niet bestaat en ook nooit bestaan heeft. Italië was vele eeuwen lang een land van hongerlijders, in het land zelf ‘morti di fame’ genoemd (doodgehongerd) een situatie die culmineerde na de eenwording van het schiereiland, waardoor tussen 1861 en 1925 meer dan vijftien miljoen Italianen, gedreven door honger, een goed heenkomen zochten in het buitenland, met name de Verenigde Staten van Amerika.
Dat waren voor een groot deel mensen verdeeld over uit twee groepen: de polenta-eters en de niet-polenta-eters. Van spaghetti en pastasaus hadden al die mensen nooit gehoord, laat staan van pizza en carbonara, in Noord-Italië was het dieet dusdanig eenzijdig gericht op polenta – gemaakt van maïs die niet lang daarvoor uit Zuid-Amerika was overgekomen – dat velen leden aan pellagra, een ziekte die het gevolg was van spectaculair gebrek aan vitamine B3.
Grandi maakt ook korte metten met het in veel buitenlanden zo hoog geprezen mediterrane dieet, althans voor zover het de eetgewoonten van Italianen betreft: ‘In Italië hebben de meeste mensen nog nooit van dat dieet gehoord en in de praktijk houden ze zich daar dan ook niet aan.’
Als je producten als pasta, kaas, worst en wijn koopt in de supermarkt en je leest de etiketten dan zul je bemerken dat daar veel sprake is van oude traditie van één bepaalde streek die aan die producten ten grondslag liggen – soms zelfs teruggaand tot de vijfde eeuw vóór Christus, maar veel vaker nog naar de Middeleeuwen of de Renaissance. Zo staat in het boek het verhaal over de Lardo di Collonata, oorspronkelijk vet spek dat gerijpt was in de grotten van de marmermijnen van Carrara, waar het werd gegeten door de slaven die de marmerblokken uitzaagden. Beeldhouwer Michelangelo Buonarotti zou zelfs een liefhebber van het spek zijn geweest.
Lardo di Collonata bestaat. Maar wel pas sinds jaren negentig van de vorige eeuw, waarbij een wel heel slimme marketingman bezwaar maakte tegen de benaming ‘Lardo di Carrara’ en voorstelde het spek te noemen naar een piepklein obscuur dorpje in de buurt, waardoor een lichtelijk mythisch accent werd aangebracht dat de verkoopcijfers zou aanjagen – en ook deed. (Hoe dan ook, wat dan ook, uw columnist is verzot op dat vette maar uiteraard stinkend dure spek, dat een licht kruidige ‘afdronk’ heeft.)
Het boek van Grandi is voor zover mij bekend niet in het Nederlands noch in enige andere vreemde taal vertaald. En toch is het niet eens uniek. In 2012 verscheen van de Britse historicus E. Hobsbawm ‘The invention of tradition’, een boek dat door Grandi gretig wordt geciteerd onder het motto: dan hoor je het ook eens van een ander.
Wat allemaal niet wegneemt dat ik dezer dagen afreis naar het land der vaderen ten einde me daar een aantal pranzi (lunches, de hoofdmaaltijd van Italië) te laten voorzetten, geheel verzorgd op basis van niet bestaande tradities, om dan in het avondjournaal te luisteren naar een minister die serieus ondervraagd wordt over de manier waarop hij zijn tomatensaus voor de pasta maakt.