O jee ja, carnaval. Een paar keer is het me gelukt me ‘erdoor te gooien’ maar in het algemeen ben ik te nuchter, of liever: teveel op mijn hoede.
En van het ontmythologiseren. Ik was acht jaar en mijn zus, acht jaar ouder dan ik, nam mij mee naar het circus. Ik legde haar uit hoe die de trucs van acrobaten en clowns werkten. Zij had liever vastgehouden aan de illusie.
Ik ben dus ook een soort spelbreker. En een vroege mansplainer.
Carnaval – in Limburg zeggen cárnaval (maar eigenlijk liever vastelaovend), in Brabant carnavál, het mag het carnaval zijn maar de carnaval is ook goed en prins carnaval is een arme sodemieter die tijdens het feest, dat hij zelf moet bekostigen, geen alcohol mag drinken. Prins carnaval is verder meestal een ondernemer die het gewoon doet voor zijn klanten.
Ik heb me inmiddels volstrekt onmogelijk gemaakt bij de ware carnavalisten die er iets mythisch, legendarisch, magisch in zien – carnaval was, zoals het Limburgse woord vastelaovend al zegt, iets voor de avond voordat een duistere periode in het roomsche geloof intrad, namelijk het gristelijke equivalent van de ramadan, de Veertigdaagse Vasten, op 47 dagen voor Eerste Paasdag, de dag waarop voor het genus Homo sapiens officieel de bronsttijd intreedt.
De eerste volle maan na 21 maart is bepalend voor de datum van Pasen, namelijk de eerste zondag na die eerste volle maan. De degeneratie van de mensheid, althans die in Zuid-Nederland, valt af te lezen uit het feit dat de viering van de (of het) carnaval al begint op 11 november, de Elfde van de Elfde, waarmee dus duidelijk iets heel anders, namelijk het gekkengetal Elf (11) geheel abusievelijk in verband wordt gebracht met de veronderstelling dat iedereen op vastelaovend gek doet, of hoort te doen.
Nou ja, agge mar leut het.
Wat je ook niet mag zeggen is dat vastelaovond wel degelijk een aanloop naar de bronsttijd is en wie dat uit valse kuisheidsoverwegingen niet wenst aan te nemen moet toch eens deelnemen aan een Oudewijvenbal, oftewel Ouwwieverbal, bijvoorbeeld dat in Simpelveld, dan ondervind je wat écht de bedoeling is.
Goed. Ik herhaal het nog maar eens – tegenwoordig is Prins Carnaval iemand die een Woordvoerder heeft die het PR-beleid van de prins vormgeeft. Maar oorspronkelijk ging het zo: d’r arbeider kwam op dinsdagavond zes uur thuis van zijn werk, daar was de hele clan al verzameld, inclusief de in die jaren in elke enigszins omvangrijke familie verplichte dorpsgek, die kreeg een ouwe theemuts op zijn kop en een oud gordijn om de schouders; hij werd naar het stadhuis gestuurd om, als prins carnaval, de burgemeester de sleutel van de stadspoort te vragen, kwam onverrichterzake terug, net op tijd om de eerste dronken familieleden uit de ramen te zien vallen, terwijl zij nog een laatste nonnevot in hun bovenste lichaamsopening propten.
De volgende morgen was het tijd voor het askruisje, gedenk oh mens dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren – en aangezien men hem qua bierinname dusdanig geraakt placht te hebben dat het vermoeden had postgevat dat de omzetting tot stof afgelopen nacht al had plaatsgevonden, ging men over tot de nuttiging van een nederig gerecht, de zure haring die daartoe de afgelopen week met wat uien, zout, peperkorrels, een laurierblaadje en plakjes komkommer was ingelegd.
Zo. Nu kan ik het wel helemaal schudden natuurlijk. Qua ontmythologiseren.
Dus: alaaf, de boks eraaf.
Zie je nou wel?
________