Op 1 februari 1953, volgende week woensdag zeventig jaar geleden, braken in Zeeland en elders de dijken door en voltrok zich de grootste ramp uit de naoorlogse geschiedenis van Nederland. Journalist (‘tot in de kist’) Guido t’Sas in Best, die komende meimaand 89 jaar hoopt te worden, was als bijna negentienjarige in de buurt en droeg een zakje zand bij.
Door Guido t’Sas
Zaterdagavond 31 januari 1953 gingen wij als voortrekkers (oudere scouts) naar Jan Goderie, die pas was getrouwd en aan de Teteringsedijk in Breda woonde. Ik herinner me dat we daarna naar huis zijn gewaaid, ternauwernood voorkomend dat we in de singel zouden raken; zo stormde het. Van de ramp die Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant op dat moment trof hoorden we pas op zondagmiddag rond 12 uur.
Communicatie stelde toen nog niets voor. Terzijde: in de Brabantse Kempen moest men het in de jaren vijftig nog met een handbediende telefooncentrale doen en de aldaar dienstdoende vrouwen plachten om 21 uur naar huis te gaan. De Nederlandse radio, als ik het goed heb Hilversum 1 en 2, sloten om 24.00 uur met het Wilhelmus. Van Maarten van Rossem hoorde ik dezer dagen dat iemand van het KNMI de noodtoestand had zien aankomen en vergeefs had geprobeerd, minstens één zender in de lucht te houden.
We waren toen al niet zo goed in luisteren, wat ook blijkt uit de voortreffelijke ntr-serie Het water komt: de waterstaatsingenieur Johan van Veen stelde al in de jaren dertig vast, dat ons dijkensysteem niet bestand zou zijn tegen het soort calamiteit dat ons in 1953 trof. Zijn herhaalde waarschuwingen belandden in de onderste la bij een of andere directeur-generaal in Den Haag.
Je bent jong en je wil wat doen. Voor ons kwam het er op neer dat we op maandagavond in een vrachtauto werden geladen om aan de rand van een polder achter Steenbergen in een bitter koude natte sneeuwstorm zakken met zand te gaan vullen. Want het gevaar was nog niet geweken en zelfs voor het onderlopen van de Belcrumpolder (Breda Noord) werd gevreesd. Dienstplichtige militairen lichtten ons met enorme schijnwerpers bij en sjouwden de gevulde zakken naar de bedreigde dijk.
De scholen waren de dagen erna nog dicht. Mijn dadendrang mondde uit in het verlenen van assistentie op de redactie van De Stem in Breda, wat in feite de aanloop was naar mijn journalistieke carrière.