‘Ik zie dat u voor uw leeftijd behoorlijk fit en vitaal bent, en wij zouden u dan ook nog wel een jaar of tien bij ons willen hebben. Maar daarvoor moet ik toch dringend in overweging geven een operatie aan de prostaat onder ogen te zien.’
Hij is, te horen aan zijn tongval en te zien aan zijn naam een Vlaamse uroloog in een Limburgs ziekenhuis, waar traditioneel toch veel Belgische specialisten en ander medisch personeel werken.
Mijn Vlaming is dus de eerste die me alvast feliciteert met mijn 94ste verjaardag. Maar voor rest is wat hij zegt niet helemaal verrassend.
Mijn prostaat en ik, wij hebben al heel lang een ongemakkelijke relatie. Hoewel: vroeger had dat orgaan een mooie Nederlandse naam: voorstanderklier, en ik heb me de afgelopen dertig jaar getroost met de gedachte dat hij ondanks alles toch mijn enige voorstander was.
Het begin was spectaculair. In december 1994 – ik was alleen thuis – belde ik de huisarts omdat ik me ziek voelde en ondanks sterke aandrang niet kon plassen. De huisarts kwam er spoorslags aan – dat kon toen nog gewoon – en stelde al snel de diagnose: retentieblaas.
Aangekomen op de eerste hulp werd een litertje urine afgetapt en vastgesteld dat ik een vergrote prostaat had die bovendien ontstoken was.
Ik zal niet in al te veel details treden. Na enig voortsukkelen werd mij voorgesteld de doorgang van de plasbuis door de prostaat te ‘verruimen’ door middel van een nieuwe behandeling, heel modern met een laserstraal.
Ik sla nu maar over dat de uroloog het nodig vond te bekijken of ik misschien toch geen prostaatkanker had, dat ging met het nemen van ‘biopten’, waarbij je zes of acht keer een trap onder je kont krijgt met een soldatenlaars met een ijzeren punt. Ik kan het nauwelijks anders verduidelijken. Je voelt het zo, punt uit.
Zo verstreek een aantal jaren zonder al te veel, maar toch wel enig gesukkel, tot de controlerende uroloog me vertelde dat die laserbehandeling bij meerdere patiënten geen blijvend resultaat had opgeleverd en dus ‘over’ moest, nu met behulp van een beproefde methode: het ‘pellen’ van de prostaat, ook wel TURP genoemd – transurethrale resectie van de prostaat.
Ik wist op dat moment van het bestaan van medicatie die hetzelfde resultaat zou bereiken, en vroeg daar de uroloog naar. Ik kreeg de indruk dat hij ‘gewoon’ wilde opereren. Hij zei: ‘Maar die pillen moet je dan de rest van je leven blijven slikken, en je krijgt er tieten van.’ Dan maar tieten, dacht ik, want ik had gelezen over complicaties van de TURP waarbij vergeleken de tietjes klein bier waren.
En al helemaal was ik tevreden met dutasteride/tamsulosine toen ik merkte dat er nog een bijwerking was: ik kreeg weer haar op mijn kale kop.
Wie wil dat nou niet.
Ruim tien jaar was ik een tevreden pillenslikker; alleen werd een paar weken geleden (bij een andere behandeling) vastgesteld dat ik blijkbaar niet voldoende uitplaste, hetgeen zich manifesteerde in zes keer per nacht op voor een klein plasje.
Als ervaren patiënt weet je dan dat je je gewonnen moet geven. En toen kwam dus die Vlaming in beeld, met die vleiende boodschap over mijn conditie. Dus dat werd opereren; de medicatie had zijn kracht verloren en de prostaat had stiekem een flinke omvang gekregen.
Hoe modern dat allemaal verloopt. Ik werd meteen naar de opname gestuurd, waar ik een iPad, ik bedoel een tablet meekreeg waarop ik een lange reeks vragen moest beantwoorden, terwijl ik me arrogant afvroeg of al die ouwe mannetjes (alleen ouwe mannetjes hebben immers prostaatproblemen), ik bedoel al die ándere ouwe mannetjes, wel wisten wat een tablet was en hoe je zo’n ding bediende.
Ook kreeg ik verwijzing naar websites mee waar ik alle mogelijkheden kon bekijken en ‘zelf een diagnose stellen’ – er blijken drie mogelijkheden tot operatie te zijn, waarvan HOLEP me de minst onaantrekkelijke toescheen, mede omdat die eventueel ook na een ruggenprik gedaan kon worden. Ben je er toch zelf bij.
En je wordt er tegenwoordig ook bepaald niet mee overvallen: de wachtlijst is zes of zeven maanden lang.
Daar gaat dus, als het een beetje wil, weer een zomer naar de ratsmodee.
Toch voor de zekerheid aan die Vlaming vragen of hij niet een gaatje weet in België, franstalig geen bezwaar.
______
Laatste reacties