Ja, dank jullie wel, gaat goed, resultaat nog niet om over naar huis, of hier, te schrijven. Wordt wellicht vervolgd.
Ik zie tot mijn schrik dat ik al bijna een maand niet voldoe aan de door mijzelf aan mij opgelegde verplichting, om ongeveer dagelijks een stukje te publiceren. Dat heeft een goede reden, constateer ik achteruit kijkend, namelijk dat ik als altijd vrees in herhaling te vervallen en/of me te bemoeien met dingen waar ik geen verstand van heb.
Van journalistiek heb ik natuurlijk ook geen verstand; wel heb ik mij ooit een aantal trucs en handgrepen eigen gemaakt waardoor ik in staat was als journalist te werken, maar daarvoor is algemene kennis over journalistiek meestal niet nodig. Een timmerman hoeft ook geen verstand te hebben van bosbouw. (Zoals alle vergelijkingen gaat ook deze nogal scheef.)
Maar nu hebben we een penibel vraagstuk te pakken waarvoor wel degelijk enige inhoudelijke kennis van het vak journalistiek nodig is.
Of eigenlijk van communicatiewetenschap.
Of eigenlijk: moet een journalist zich er rekenschap van geven wat het effect zal zijn van de inhoud van zijn of haar publicaties voor zijn of haar eigen reputatie en/of veiligheid?
In de praktijk wordt daar wel degelijk over nagedacht – zo wordt bijvoorbeeld al heel lang terughoudend bericht over gebeurtenissen waar zelfmoord onderdeel is van de informatie, omdat bekend is, of in ieder geval vermoed wordt, dat berichten over zelfmoord inspirerend kunnen werken op mensen die spelen met zelfmoordgedachten.
Zo hebben wij thans het volgende onderwerp bij de hand: Kamerlid schaft zich een cameraploeg aan en maakt van zijn Kamerlidmaatschap en de daarbij passende onschendbaarheid gebruik om onverhoeds binnen te vallen bij journalisten, met het voorop gezette plan om de betreffende journalist neer te zetten als ‘rioolrat’.
Wat dat precies is, ik zou het niet weten – een rioolrat is, lijkt mij, ook maar een mens.
De vraag is nog even waar dat Kamerlid denkt zijn video te kunnen uitzenden, en als dat de website van zijn partij is zou ik hem geen strobreed in de weg leggen, en als hij het denkt uit te zenden bij die omroep die onlangs per ongeluk tot het publieke bestel is toegelaten, mag het van mij ook.
Voor de rest valt het allemaal onder de vrijheid van meningsuiting, waarover Voltaire (of een andere Franse wijsgeer) ooit heeft gezegd dat hoe gemeen, stuitend en vals iemands mening ook is, hij zich nog liever zou doodvechten dan de betrokkene te verbieden diens mening te hebben en te uiten.
Kijk voor de zekerheid nog naar artikel 7 van de Grondwet, waarin de vrijheid van meningsuiting wordt geregeld, en waarin sinds jaar en dag de zinsnede voorkomt: ’behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet’. Dat klinkt raadselachtig, maar er staat gewoon: als jij in je uitingen dingen doet of zegt die bij wet verboden of strafbaar zijn, dan kun je worden vervolgd.
Het gaat daarbij om misdrijven zoals laster, smaad en uiteraard opruiing; wat er dus vooral mis is in dit land dat is dat het Openbaar Ministerie, wellicht gedreven door de betrekkelijke moeilijkheid van het leveren van bewijs voor genoemde misdrijven, terughoudend optreedt. Zie bijvoorbeeld het Minder Marokkanenproces tegen een van de hier bedoelde Kamerleden.
Mocht dat inderdaad het geval zijn, lijkt het me aangewezen de omschrijving betreffende de in het Wetboek van Strafrecht genoemde misdrijven wat scherper te formuleren en vervolgens aan de slag te gaan, daarbij geholpen door aangifte van de zijde van de slachtoffers.
Tevens zou ik de geachte collega’s willen adviseren wat minder lacherig te doen over de uitingen van de hier bedoelde politici en hun aanhang – ze zijn inderdaad een gevaar voor de parlementaire democratie en voor het ongehinderd voortbestaan van Nederlands soevereine staat.
Dat laatste is uiteraard ook maar een mening.
__________