Lang, heel lang geleden had ik een elektricien over de vloer die ooit als dienstplichtige naar ‘Ons Indië’ was gestuurd. Een jaar of twintig later waagde hij het, er een geheel verzorgde reis heen te maken. Het hoogtepunt van de trip: hij had in hotel Homann in Bandoeng gedanst met de vrouw van de directeur van het hotel.
Een waaghals.
Behalve wanneer die mevrouw Nederlandse was, natuurlijk, wat best had gekund.
Ik moet daar soms aan denken als het onderwerp van de gedachte ‘Nederlanders op vakantie’ is.
Vorige week kwam ik voor één nacht terecht op een camperparkeerplaats in Zuid-Duitsland. Naast ons landde korte tijd later een grote camper waaruit twee personen tevoorschijn kwamen, Nederlanders, die zich meteen bij ons meldden voor een praatje. Wij hebben namelijk ook een geel kenteken.
Ze waren beide achterin de zeventig en ze hadden de camper sinds twee jaar. Daarvóór hadden ze vele jaren met de caravan door Europa gezworven en daarbij vele vrienden gemaakt. Néderlandse vrienden, wel te verstaan. En toen dus de campings door corona dicht waren hadden ze een met de nieuwe aanwinst een zwerftocht door Nederland gemaakt, langs al die vrienden.
Vertelden ze ons binnen vijf minuten.
Daarna moesten ze gauw naar de camper, het NOS Journaal van 8 uur was aanstaande.
Djamila vroeg me even later peinzend: hebben wij ooit Nederlandse of andere vrienden gemaakt? Zou moeten kunnen, want het is dezer dagen dertig jaar geleden dat we onze eerste camper aanschaften en daarna een stuk of twintig landen en daarin, ik slag een slag, vijfhonderd campings een of meerdere malen aandeden. Maar nee, we hadden af en toe wel een praatje gemaakt op campings, maar waren daar toch terughoudend in geweest.
Stel je voor dat ze aan je blijven plakken.
In 2018 maakten we domme fout eens een Corendon all inclusive trip te maken. Wisten wij veel. Tot onze verbazing zaten, nota bene op de héénweg, veel van de medepassagiers in het vliegtuig al adressen en telefoonnummers uit te wisselen.
Vanmorgen kwamen we tot de conclusie dat twee veel bekeken tv-programma’s, te weten ‘Ik vertrek’ en ‘We zijn er bijna’ op die grondslag gebaseerd zijn: reizen is leuk, mits alles je bekend voorkomt.
De mensen die vertrekken om in een min of meer ver buitenland een hopeloze ruïne te veranderen in een bed & breakfast, hopen dat de tent zal draaien op vooral Nederlandse toeristen. Dat is geen gewaagd streven, zo blijkt. En de mensen die mee doen aan ‘We zijn er bijna’ hebben vooral een leuke tijd met elkaar, samen koffiedrinken, samen barbeknoeien, samen jeu de boulen, samen het afscheidsfeest, samen de caravan op en van de plaats duwen, allemaal tegelijk de wagen wassen. Samen genieten van het uitzicht.
En o ja, samen de bezienswaardigheden bezien.
Een enkeling zie je wel eens iets eetbaars van de lokale markten kopen, maar de rest heeft gewoon de piepers en de hagelslag bij zich.
Wat een knus en aandoenlijk volkje zijn we toch.
Denk ik wel eens.
_______