Door Guido t’Sas
Leerden wij op de lagere school iets over het klimaat? Jazeker, al kan ik het na zoveel jaren natuurlijk niet meer reproduceren. Maar het belangrijkste gegeven was uiteraard dat Nederland leefde onder het zeeklimaat: de droogste maand van het jaar, als ik het goed heb juni, had een gemiddelde maandelijkse neerslag van ten minste 30 mm. Juli en vooral augustus waren natter. Ik herinner me van latere datum dat een natuurkenner meedeelde: wil je een gazon aanleggen, doe dat dan in augustus. Lekker nat en af en toe een zonnetje. Kunnen we voortaan wel vergeten, zegt meer dan een wetenschapper.
In mijn jeugd, toen weersvooruitzichten (nooit 'voorspellingen' zeggen) zonder computer-algoritmes nog tamelijk onzeker om niet te zeggen onbetrouwbaar waren, teerde men op spreuken, voornamelijk uit de koker van de boeren. Wijlen landbouwer Johan Verschuuren, tientallen jaren een markante weerman van Omroep Brabant, was wellicht in dat opzicht de laatste. Al had hij wel meetapparatuur in zijn tuin in Aarle Rixtel. Hij maakte over die spreuken verschillende boekjes. Een spreuk heeft Johan maar één keer op de radio gebruikt, want daar kwam vanzelfsprekend commentaar op: Krimpende winden en uitgaande vrouwen zijn niet te vertrouwen. Het zij hem achteraf vergeven.
Het (wisselvallige) weer van ons inmiddels zieltogende zeeklimaat was ooit gespreksonderwerp nummer 1. In de kroeg, bij de kapper en de sigarenboer.