Ooit was er een tijd dat je de contacten met vrienden en kennissen onderhield met behulp van een kopje koffie met een koekje. Of zelfs twee. Toen kwam er een zuinig biertje bij. Lange tijd ging het vervolgens via cafébezoek waar het bier rijkelijk vloeide en er allerlei bakjes pinda’s werden geserveerd.
Thuis ontving je in toenemende mate vrienden en kennissen met een glaasje wijn, soms ook met whiskey, en er kwamen bitterballen en kroketten aan te pas (meestal zelfs croquetten). En blokjes jonge kaas.
Langzaam groeide het uit naar mooie wijn bij het knappend haardvuur, vergezeld van passende kleine gerechtjes die je aan de Spaanse costa’s had leren kennen: gefrituurde inktvisringen, plakjes worst en ham. Gevolgd door varkensribbetjes en kippenpootjes. Met als apotheose een avondlijke vissoep, of een bordje spaghetti met tomatensaus.
Toen was het niet ver meer naar de loempia’s en sateetjes van het Chin. Ind. Spec. Rest. om de hoek, deed ook drinkbaar bier in flesjes zijn entree en kwamen ook wodka, whisky, jonge jenever uit het vriesvak en nog altijd wijn, langzamerhand ook uit andere landen dan Frankrijk, aan de beurt.
Je deed het niet allemaal te gelijk, maar we stapten uiteindelijk allemaal over op de maaltijd – zowel lunch naar vooral diner – met vrienden en kennissen, niet meer op het bankstel maar aan de eettafel. Het was een hele periode waarin vooral de mannen zich uitsloofden om een diner dat klonk als een klok te serveren, amuse, voorgerecht, tussen gerecht, hoofdgerecht, kaas uit alle windstreken, zoet dessert, fruit en daarna een uitgebreide keuze uit gedistilleerd en likeur. En koffie, natuurlijk, uit de schreeuwend dure Italiaanse machine.
Diners aan huis, kant en klaar besteld bij de traiteur of het gerenommeerde restaurant in stad of dorp waren de volgende stap, die leidde tot het voorlopige hoogtepunt dat wij gisteren bereikten:
Een kleine rondreis in de eigen contreien, voorgesteld door een stel vrienden, waarbij enkele serieuze aspecten des levens werden vermengd met het laven van dorst en het stillen van honger.
Te weten: K.&P. kwamen met die verrassing. We reisden in hun (soms) zelfsturende auto naar een terras in Wittem, waar ons koffie met vlaai werd geoffreerd – maar eerst was er de daar aanwezige kerk, toegewijd aan de heilige Gerardus (toevallig een van de doopnamen van P.), een fraai staaltje barok van rond 1730. En de boekwinkel, die een verrassend ruim aanbod te zien gaf van niet alleen strikt religieuze werken (van vele godsdiensten) maar ook dichtbundels, bijvoorbeeld van Rutger Kopland en Jan Hanlo. En een schitterende sortering jeugdbijbels.
Dus daarna dat terras naast de kerk, waar luid toeterende tractors langs reden – veel Zuid-Limburgse boeren bleken te rijden in arremoeiige oude tractors zonder cabine en zonder rolbeugel).
Waarna het tijd was voor nog een serieuze verrassing, namelijk de Amerikaanse militaire begraafplaats van Margraten. Ik was daar eerlijk gezegd nog nooit geweest en was behoorlijk onder de indruk van de enorme omvang van die begraafplaats – al die jongemannen die, zoals dat heet voor niets gestorven waren of nou ja, voor onze vrijheid die ons was afgenomen door een krankzinnige in Berlijn. Die Toten zur Ehren, die Lebenden zur Mahnung. Met die tekst eindigde ooit een mooie Duitse film genaamd Wir Wirtschaftswunderkinder. Kijk daar nog eens naar.
Het is een ongelooflijk serene plaats waar ik vermoedelijk binnenkort weer gesignaleerd kan worden op een bankje onder een eik – een Amerikaanse eik, wat wil je – want de begraafplaats is behalve een gruwelijk teken van de domheid en de agressie van de mensen ook een stille plaats van rust voor oog en geest. Prachtig.
En toen was het tijd voor een hapje en een drankje.
We reden via een schilderachtige route via Gronsveld en Rijckholt naar Eijsden, waar we de wegwijzer volgden naar ‘Eetcafé Aon Het Bat’ (aan de oever). Je denkt, nou leuk, een eetcafétje, maar dan wacht je een verrassing: een groot pand met aan de oever van de Maas een uitgestrekt terras dat permanent vol zit en waar men, voor de verandering, nu eens professioneel en zeer ervaren personeel heeft dat kans ziet met een dienblad waarop elf of twaalf glazen items, op drie vingers gedragen, een trap op of af te vliegen.
We zaten binnen en de plank met voorgerechtjes deed ons aan Italië denken en ik had een voortreffelijke bouillabaisse die een boze herinnering uit Zierikzee uitwiste.
En toen gingen we naar huis via diezelfde schilderachtige routes en zat ik intussen al te piekeren over een passende revanche.
Ach, misschien is het ook allemaal zo nieuw niet, maar een leuke, stralende en gezellige dag was het wel.
_______