Door Guido t’Sas
Columnist en amateurwielrenner Thijs Zonneveld gaat in de DPG-kranten tekeer over de behandeling van wielrenners door andere weggebruikers, naar aanleiding van de val van zijn fiets door oud-minister Sander Dekker. De valpartij zou zijn veroorzaakt door een zich aan hem ergerende, wandelende vrouw. 'Geen groep krijgt zoveel haat over zich heen,' aldus Zonneveld. Zonneveld mag dat, hij kan het weten. Maar ik vraag me wel af, of er momenteel, vooral sinds corona (in het midden gelaten of je wel van 'sinds' kunt spreken) geen sprake is van een algemene verkeershysterie.
Ik gebruik het woord hysterie naar aanleiding van recente ervaringen als automobilist. Voeg er voor de volledigheid aan toe dat we helaas nogal eens op de auto ben aangewezen. Eerder schreef ik al over de toenemende verkeersdrukte en het massale wangedrag op de autosnelwegen, met als gevolg vele ongelukken en filevorming tot regelmatig 600 km landelijk die daarvan het gevolg is. Maar vorig weekend nam ik, op weg van Best naar Roosendaal, m'n bekomst hebbend van die hel, wat binnenwegen. Helaas de betrekkelijke rust die ik daar gewend ben was er ook ver te zoeken. Alsof iedereen voor hetzelfde alternatief had gekozen.
Door de pandemie zijn we er in de bovenkamer niet op vooruit gegaan. Getoeter als je er niet gauw genoeg van overtuigd bent dat rotonderijders afslaan en het geduld van de achterligger opraakt.. Getoeter als je met de clignoteur zelf aangeeft dat je het verkeersplein verlaat. Volgens mij bestaan er wat dat betreft voor rotondes geen duidelijke regels. Een kleinzoon, bedachtzame rijder, hoorde van zijn instructeur dat je bij voorbeeld bij 'driekwart' de linker knipperaar moet aanzetten. Wie het weet mag het zeggen. De logica vertelt mij dat wie zich op een rotonde bevindt, geacht wordt op een doorgaande weg te rijden. In de praktijk lijken velen die pas richting aan geven als ze afslaan er zo over te denken.
Uitdagend getoeter, andermaal, tijdens inhalen over een doorgetrokken middenstreep, terwijl je noodgedwongen achter een landbouwtrekker hangt. En zo verder. Ikke ikke.
Ligt het aan mijn ouwe kop, vraag ik me soms af. Of aan onze auto die niet direct de uitstraling van het racetype heeft. 'Nee hoor,' reageert de mevrouw die af en toe bij ons komt poetsen. 'Het is een en al hufterigheid op de weg.'