Weer zo’n jubileum: De Efteling bestaat 70 jaar, het enige pretpark dat ik ooit bezocht, en dan ook maar eenmaal. (Ik ben wel in meer pretparken geweest, maar dan als financier en als begeleider van kinderen.)
Het was dus in mei 1952 dat De Efteling de deuren opende, en mijn bezoek zal ergens in 1953 of 1954 zijn geweest. Ik had toen een kersverse zwager die weliswaar tropisch landbouwingenieur was, maar van dusdanig deftige stand dat het hem was verboden te werken voor de kost. Hij deed het stiekem toch, hij hield wat varkens, maar ook dat hielp niet erg.
In die periode werd er geregeld overleden in zijn familie, en dan kwamen er erfenissen en daar leefde Piet, want zo heette hij, dan weer een poosje van. Hij had, dat moet gezegd, er ook een bijzondere handigheid in ontwikkeld.
Kort na zijn huwelijk met mijn oudste zus verruilde hij zijn Amerikaanse legerjeep voor een Citroën Traction Avant en hij zal er wel een motief voor hebben gehad om daarmee om de haverklap met ons gezin – gezellig met zijn zevenen – op stap te gaan.
Dus behalve naar Burgers Dierenpark in Arnhem op een kille zondagmiddag in de zomer naar de Efteling.
Ik herinner me daar heel weinig van, maar ik ben het altijd blijven zien als een soort dicht woud, waar om de paar honderd meter een schepping van Anton Pieck te bewonderen viel, met veel paddenstoelen, een vent met een hals die afwisselend langer en korter werd, verderop iets dat riep: ‘Papier hier!’ een vroege uiting van het scheiden van afval – en verder niks. Ik herinner me geen draaimolens en andere gevaarlijke attracties, geen huisjes van koek en snoep, geen broodkruimels van Klein Duimpje en dergelijke.
Dus als het jullie gaat om boeiende herinneringen aan een ver verleden en in het bijzonder aan een zwager die mij leerde fietsen door me gewoon ergens op de Veluwe te verlaten zodat ik wel moest proberen hem fietsend in te halen, dan moeten jullie dus niet bij mij zijn.
Ik weet wel dat een jaar of tien, vijftien geleden ik een van mijn zonen met een vriend heb afgezet bij de ingang van De Efteling en ik toen de indruk kreeg dat het park in de daaraan voorafgaande vijftig of zestig jaar flink onder handen was genomen.
En o ja, die zwager laadde ons kort na het bezoek aan De Efteling opnieuw in die zwarte auto, nu voor een ritje van 550 kilometer naar een broer van mijn vader die hij tientallen jaren niet had gezien en die in het plaatsje Heide in Schleswig Holstein woonde.
De reis op zich was uniek. Autowegen waren er in de Noord-Westhoek van Duitsland, ook wel Oost-Friesland geheten, nog niet, ik herinner me dat we dwars door Bremen en Bremerhaven reden en in een soort lift over een rivier – en een spectaculaire rit maakten door het centrum van het grotendeels nog in puin liggende Hamburg.
En in Schleswig-Holstein vijf maaltijden per dag – de Deense cultuur van het gebied was nog duidelijk merkbaar.
Plus een verre aangetrouwde neef Friedrich die vrolijk vertelde dat hij tijdens de oorlog met de Wehrmacht in Arnhem was gestationeerd en daar ‘een geweldig leuke tijd’ had gehad.
Maar dat zijn eigenlijk allemaal geheel andere onderwerpen.
_______