Het is maar een auto. Maar we hebben er bijna twintig jaar mee opgetrokken, ongeveer 130.000 km mee gereden, nauwelijks kosten of pech mee gehad. Hij ziet eruit als een varken dat net een modderbad heeft genomen, let wel: van binnen en van buiten. De airco werkt allang niet meer, de automatische versnellingsbak heeft daarentegen nog nooit iets van zich laten horen. Aan de rechterzijde bladdert de lak er enthousiast vanaf, aan de voorkant ontbreekt een kunststof spoiler, onder de auto ontbreken een paar plastic platen die ooit de onderzijde beschermden tegen van buiten komend onheil.
Hij is op Ameland geweest en in Amiens en Aken, in Metz in Frankrijk en een nietig dorp in Zuid-West-Engeland. En in Haarlem en Den Haag natuurlijk; drie keer in Italië, waarvan tweemaal via Zwitserland: de Zwitserse autowegstickers van 2010 en 2022 zitten nog op de voorruit.
Met het klimmen der jaren, onze jaren, wordt het in- en uitstappen steeds moeizamer, wegens de lage instap.
Mag ik voorstellen: de Volvo V40, nachtblauw van kleur, tegen de 250.000 km op de teller. En wij, nee, duidelijker, ik noem hem de Oude Schicht, naar de auto van Ollie B. Bommel.
Hoe langer hij er staat, hoe beter en stoerder ik hem vind. In de eerste twee weken van mei bracht hij ons schijnbaar moeiteloos naar Toscane en terug. Hij is in de loop van de jaren wat luidruchtiger geworden en, mede daarbij geholpen door mijn nieuwe gehoorapparaten, hoorde ik toch een aantal geluiden van onder de motorkap die er eerder niet waren. Geroffel, dat komt nog het meeste in de beurt.
En toen gebeurde er iets waar ik niet op had gerekend: na het tanken bij een Duits tankstation zag ik een oplichtend oliekannetje op het dashboard, en de peilstok liet zien: geen meetbare olie meer aan boord.
Er ging een liter olie in en daarna hebben we weer enkele honderden kilometers gereden en de olie is nog op zijn post. Maar mensen die deskundiger zijn dan ik zeggen dat dat plotselinge oliegebruik toch kan duiden op een ernstig probleem.
Dus op zoek naar een nieuwe, nou: andere auto. Ik droomde alweer van Maserati’s of Lancia’s en die zijn er wonderlijk genoeg ook nog, waarvan enkele betaalbaar. Maar alleen als je verzot bent op moeilijkheden moet je vooral zo’n auto kopen.
Mijn verstand zegt: kom op, een auto is een auto, de vereisten zijn: zuinig, niet te oud, niet te duur, vier of vijf deuren, zo weinig mogelijk kilometers. Merk onbelangrijk.
Ik krijg hulp van diverse zijden. Ik overweeg een Mercedes 160, maar Mercedes, zeggen de helpers, is duur in onderhoud. Ik zeg: een Mercedes gaat niet kapot.
Dan is er een Citroën C4 Picasso. In Sittard. Over smaak valt niet te twisten, maar de prijs is wonderlijk laag. Er naartoe, ritje van 25 kilometer. Zo’n bedrijf waar ik niet graag komen: enorm groot en glimmend, zeg maar gerust patserig, dealer van vele merken, een receptie als die van een vijfsterrenhotel.
Ik kwam voor een proefrit, maar daar komt het niet van. ‘Eh, er brandt een lampje, de motor is defect, denken we.’ Zet dat er dan bij op je website, denk ik. En ik zeg: ‘Dus als ik zeg, ik koop hem als hij gerepareerd is, dan komen we tot zaken?’ ‘Eh, nee,’ zegt de verkoper. ’U moet hem eerst kopen en dan gaan we repareren.’ Een beter voorbeeld van een kat in de zak waar ik op klaarlichte dag in zou moeten trappen kan ik niet zo gauw bedenken.
In de gauwigheid zie ik nog een ander groot probleem opdoemen.
Moet ik eerst even vertellen dat mijn echtgenote haar linkerhand en linkervoet niet kan gebruiken. Als we een auto kopen moet allereerst de richtingaanwijzer verbouwd worden zodat hij rechts kan worden bediend. Maar ik zie dat bij deze Citroën ook de ruitensproeierknop links zit, en de knop van de cruise control ook. Er zijn bedrijven die zich toeleggen op het wijzigen van een auto voor een gehandicapte, maar daar hangt een prijskaartje aan en je maakt de auto ermee onverkoopbaar. (Mijn zoon G. mompelt op Whatsapp: ‘onverkoopbaar maakt op zich niks uit, dat wordt ie in jullie handen toch wel.’)
Als dan ook nog blijkt dat de aangeprezen automaat slechts een halfautomaat is, zeggen wij, onder het motto ‘vergeefse reis naar Sittard’ beleefd goeden dag en lopen zachtjes binnensmonds vloekend naar de auto waarmee we gekomen zijn. Het regent ook nog.
Tijd voor een denkpauze. Waarom zouden we eigenlijk een vierpersoons auto moeten hebben (we hebben ook nog een tweepersoons)? Tja, om grote dingen te vervoeren en om af en toe de kleinkinderen uit school te halen. De Volvo heeft de afgelopen zeven jaar voornamelijk stilletjes op de oprit gestaan, en dan zou ik zevenduizend euro (zevenduizend euro is voor mij een hoop geld) moeten uitgeven om weer een grote auto stilletjes op de oprit te hebben staan, altijd klaar om uit te rukken.
Nu nog vrienden en magen, die elke keer weer vol afgrijzen naar de Oude Schicht kijken en roepen dat het tijd wordt voor iets anders, ervan overtuigen dat die gore bak nog altijd rijdt als een zonnetje.
En hem daarna afraggen, tot de dag dat zich een grote reparatie voordoet (die we niet laten uitvoeren) en de Oude Schicht tot onze tevredenheid kan worden afgevoerd naar de sloop.
Zo.
Waar hadden we het ook weer over?
_______