Na een paar dagen drong het tot ons door: waren wij nou die globetrotters die zich onderweg niet (of juist wel) laten verrassen?
Eerlijk is eerlijk: we waren zwaar teleurgesteld door het appartementje dat we hadden gehuurd in Toscane. Het licht van buiten werd ‘verzorgd’ door het glas in twee deuren aan weerszijden van het huis en een piepklein raampje in de slaapkamer, de helft van de verlichting werkte niet, de vloer in de badkamer was spekglad, net iets voor twee ouwe mensen. En op drie rare plaatsen waren er trapjes in het huis dat werd aangeprezen als ‘gelijkvloers’. Ook leuk voor mensen die niet honderd procent goed ter been zijn. Het buitenterras ziet er op de foto’s op de website uitgestrekt uit, maar bestaat uit een stuk of zes trappen, ook van uiteenlopende hoogte. Heel rustiek, dat wel. En levensgevaarlijk voor wie niet helemaal stabiel is.
De uitbaters wonen op het terrein, handig – behalve dan dat ‘op het terrein’ wel heel letterlijk genomen moet worden: ze wonen bóven ons. Met kleine kinderen en een levensgrote Sint Bernhardshond, die af en toe, duchtig kwijlend, ons appartement binnenrent.
Moet je net bij mij mee aankomen – driemaal in mijn leven gebeten door een hond ‘die niks deed’, net trouwens als deze. En die dat gelukkig zelfs volhield.
Wat we niet aangeschaft hadden toen we het appartement huurden was ‘deelname aan het gezinsleven van de eigenaar’. Ziehier: De kinderen voetballen na school op het gras voor ons appartement, de heer des huizes is vrijwel permanent bezig met het lawaaiig gras maaien, op onze laatste avond was een van de kinderen jarig en dus was er een springkussen, kinderen, vrienden en kennissen – en honden. Waaronder een enorme zwarte met een duivelskop. Maar goed, we kregen een plastic bekertje prosecco als compensatie.
Maar toen realiseerden we ons wat er feitelijk gebeurde. We kregen een unieke inkijk in het leven van een Toscaanse boerenfamilie in 2022 – en die kon ik vergelijken met iets dergelijks uit 1955-1960, namelijk met mijn eigen familie in Friuli.
Wat een vooruitgang. Toen namen we tijdens de vakantie deel aan het leven op een boerenbedrijf dat tot doel had te voorzien in eigen voedsel. Er was een paard, genaamd Giulio, de heer des huizes was behalve boer ook vliegtuigmonteur op de nabije luchtmachtbasis. En Teddy Scholten had het Songfestival gewonnen, met het lied ‘Oen beitsjie’ – zo zeiden de kinderen dat. Hoe ze het wisten: geen idee, want ze hadden geen radio, geen tv en geen telefoon.
Nu waren er een wijngaard en een olijfgaard, twee vrolijk balkende ezels, kwetterend rondzwierende boerenzwaluwen, het geluid van de hop (oepoe oepoe) en de koekoek (koekoek). Ook een zwerm mussen en grote dofgrijze kevers met idioot lange voelsprieten. En een duur model Landrover.
Maar vooral de stilte, vooral ‘s morgens vroeg en ’s avonds laat, de eeuwige roerloosheid van het hemelse landschap – als je geen communicatiemiddelen bij de hand had, zou je je zo de eeuwigheid kunnen voorstellen.
Als je je daarvoor openstelt maakt het geen bal uit. Niemand haalt het in zijn of haar hoofd om de krant voor je te halen – de dichtstbijzijnde plaats waar zoiets zou kunnen is Sambuca, een verlaten gat op 5 kilometer. Voor de boodschappen moet je over een bochtige weg het dal van de rivier de Pesa – een stroompje van niks – oversteken. Als je daarna een versnapering wilt moet je bij het Café van de Vrienden zijn, Il Caffè degli Amici in Tavarnelle. Of de beroemdste inwoner van die plaats, La principessa Beatrice d’Olanda er ook wel komt valt te betwijfelen, terwijl het er zo leerzaam is. Allemaal leeftijdgenoten van haar, ouwe mannetjes die er kennelijk de hele dag zitten, elkaar de sportkrant doorgeven, koffie of water drinken, af en toe een rondje lopen.
Wachten.
Of nee, het is hetzelfde als op die berg waar we tijdelijk wonen: het is geen wachten, het is tijdloos bestaan, roerloos, er gebeurt niets en er is niets aan de hand.
Toch wel heel aantrekkelijk, eigenlijk.
In twee weken vijf boeken uitgelezen.
Moord en doodslag.
________