Dat zou zijn vader wel een heel interessant toeval hebben gevonden – dat Willibrord Fréquin, zijn oudste zoon, op Hemelvaartsdag naar de hemel zou varen. Of Willibrord ook zo poepkatholiek was als zijn vader – kardinaal Alfrink zat geregeld aan de dis in huize Fréquin op de Kwakkenberg in Nijmegen – dat weet ik niet, zou best kunnen en misschien heeft Willibrord die datum er voor een laatste grap bij gedacht. Ik weet het niet en ik vind het van weinig belang.
De laatste keer dat ik Willibrord sprak was bij de begrafenisplechtigheid van zijn vader, eind oktober 1998. Het verwonderde me toen dat hij mij nog bleek te kennen, veel contact had ik niet met de zoon van mijn toenmalige baas gehad.
Op- de redactie van De Gelderlander ging het verhaal dat Willibrord bij de KRO geïntroduceerd was via het lidmaatschap van zijn vader van een panel bij het actualiteitenprogramma Brandpunt, een panel dat aan het eind van de uitzending het nieuws placht te analyseren. Willibrords schoolcarrière was destijds niet buitengewoon succesvol verlopen, en zijn vader zorgde er op die manier voor dat Willibrord alsnog een carrière kon beginnen, al was het maar als krullenjongen bij de omroep.
De rest is uiteraard geschiedenis.
Willibrord leek uiterlijk enorm op zijn moeder, maar hij had de primitieve brutaliteit die de loopbaan van zijn vader, hoofdredacteur van het Nijmeegse dagblad De Gelderlander kenmerkte. Primitief was een sleutelwoord, Willibrord ging in zijn journalistieke werk, met name in zijn programma’s waarin hij (vermoede) criminelen aan de kaak stelde zeldzaam rechtstreeks te keer, met als gevolg dat hij enkele malen net iets te ver ging en een overhaaste vlucht de enige oplossing bleek. Primitief was ook het gevoel van gerechtigheid dat hij daarbij ten toon spreidde.
Fréquin was de vleesgeworden personificatie van Robbedoes en Kuifje, hij was een soort stripfiguur met zijn monumentale gestalte en de jongensachtige manier waarmee hij vaak aan de slag ging. Ik genoot altijd van zijn sterke Ernems/Nimweegs accent.
Rond 2003 verdween hij, na een woelige carrière waarin hij zelden serieus werd genomen door zijn vakgenoten, min of meer van het toneel, althans als de onorthodox werkende tv-verslaggever. Daarna schreef hij nog columns en onlangs nog deed hij mee aan een reisprogramma met andere oudere heren uit de tv-wereld.
Hij leek me in de privésfeer een aardige vent, hoewel hij getrouw zijn vader navolgde in de vooroorlogse manier van omgaan met vrouwen. Daar kom je vandaag de dag niet meer mee weg, net zo min als zijn al even dekselse vriend Van der Gijp. Maar zijn vader was, naar verluidt, trots op hem – het was toch nog goed gekomen, met die deugniet.
Wie wil zo’n slotsom nou niet? Op Hemelvaartsdag?
______