Ach gut, nou hadden ze bij tienduizenden een camper gekocht, soms voor wel meer dan een ton, en nu komt de droom niet uit: van vrij rondzwerven en doen en laten waar je zin hebt, bewonderend en afgunstig nagekeken door het gewone volk dat géén camper heeft, blijkt dat je gewoon een plaats op een camping moet reserveren, en blijkt dat je daar in het hoogseizoen zelfs behoorlijk vroeg voor moet zijn.
Zodat er weinig terecht komt van je dromen – ’s morgens niet weten waar je ’s avonds zult slapen, bij het wakker worden je realiseren dat je eenzaam en alleen aan dat doodstille meer staat met in de verte de blauwe bergen in de ochtendzon – er loopt een ree, zomaar langs je camper.
En jij ligt of zit (of staat) in dat luxueuze huis op wielen, met die comfortabele bedden, die zithoek, met die volledig toegeruste keuken waar de croissantjes veelbelovend opzwellen in de oven.
De realiteit is flink anders.
Oorspronkelijk was de camper niet veel meer dan een mobiele tent, je kon inderdaad van camping naar camperplaats en weer naar een camping zwerven, je bleef een of twee nachten en dan weer verder, je maakte lange wandelingen tussendoor, of je richtte een barbecue annex bacchanaal aan, of je las gewoon je boek uit. In elk dorp en elke stad kon je gewoon op de parkeerplaats van een personenauto terecht, desnoods sliep je daar een nachtje als niemand keek.
De dromen van mensen die zich een camper van enig formaat kunnen veroorloven – je ziet gewoon in het wild campers die tussen de 3 en 5 ton kosten – maar die noodgedwongen maanden tevoren moeten reserveren op dat ene plekje voor de Pinksterdagen en eenmaal aangekomen op de camping de deur uit moeten om de stekker in het stopcontact te steken – wat een armoe.
En ik kan er over meepraten, het is dit jaar dertig jaar geleden dat ik een VW-busje aanschafte en liet ombouwen, totale kosten toch 45000 gulden. We hebben er tien jaar mee rondgereden, je kon toen inderdaad onaangekondigd van camping naar camping rijden in heel Europa, ook in het hoogseizoen, er was altijd plaats. Daarna waren er omstandigheden waardoor we een iets beter camper moesten hebben die de handicap had niet op alle parkeerplaatsen zomaar terecht te kunnen. Maar nog jaren bleef het mogelijk vrijuit te zwerven.
Op een trip met een gehuurde camper in de Verenigde Staten zagen we wat de recente camperaars voor ogen hadden: honderden mensen die gewoonweg in hun camper woonden, en in ieder geval maar wat rondzwierven, inderdaad genoemde meren en bergen uitkozen en er tijdje bleven, terwijl een beer hun vuilnisbak plunderde.
Stel je dan even de wijde ruimte van Californië voor, of van Colorado, of Texas, of de staten in en rond de Rocky Mountains, en vergelijk dat met Nederland: een dichtbevolkte stadsstaat waar in de meeste uit de Middeleeuwen stammende centra niet eens echt rekening wordt gehouden met gewóón gemotoriseerd verkeer (ik denk aan Amsterdam, Den Haag, Haarlem) laat staan met de bakbeesten van campers die je nu veelal ziet rijden.
Een advies dat voor de hand ligt: haal de camper tevoorschijn als het vakantieseizoen al lang achter de rug is, respectievelijk voorlopig nog niet begint.
En maak dat het laatste waar je in je wanhoop aan denkt de enkele reis naar de Spaanse kusten is – waar de armoedigste woonwagenkampen van Europa te vinden zijn waar al sinds jaar en dag campers – vaak ooit geïmporteerd uit Amerika – staan weg te rotten te midden van een spectaculaire verzameling dekzeilen, oude banden, gescheurde luifels, bestrating met onkruid en zwerfhonden.
_______