Je hoort de laatste dagen een nieuwe discussie, die kortweg gaat over de vraag: waarom ontvangt de Europese Unie de vluchtelingen uit Oekraïne wèl met open armen, terwijl de laatste jaren de bereidheid vluchtelingen uit (oorlogs)gebieden buiten Europa binnen te laten nog net niet tot nul is gedaald en er ook niet veel verontwaardiging te merken valt als die vluchtelingen verdrinken in de Middellandse Zee.
Ten eerste is er een heel nuchtere oorzaak voor die omstandigheid: sinds een aantal jaren zijn de inwoners van Oekraïne gerechtigd vrij naar de landen van de Europese Unie te reizen.
Maar ook zonder die omstandigheid zijn we nu eerder bereid die gevluchte Oekraïners in de armen te sluiten: wij, in West-Europa, kunnen ons beter met hen identificeren. Ze wonen relatief dichtbij, ze worden belaagd door iemand die ons ook wel eens in het vizier zou kunnen hebben, we hebben het vermoeden dat zij cultureel min of meer naadloos aansluiten bij de cultuur van West-Europa – ineens kijken we de verschillen voorbij, vorige week nog vonden we de cultuur van Vlamingen, Duitsers, Fransen, Engelsen, vooral die, nog raar, of tenminste vermakelijk.
Maar al die jonge moeders met keurig aangeklede kindertjes die onderweg lijken naar school, of naar de Jumbo, die maken bij ons iets los: stel je voor dat wijzelf daar in de rij hadden gestaan voor de grens met Polen! Omdat hun huizen en appartementen het doelwit zijn van de Russen, die velen van ons zich nog herinneren als de meedogenloze moordenaars van Duitsers, Polen, Hongaren, Tsjechen en Slowaken, Tsjetsjenen, Georgiërs – om maar een greep te doen.
Waarbij een zeker gebrek aan gevoel voor nuance ontbreekt.
Ik moet intussen melden, dat mijn niet al te ruim wonende schoondochter best twee van die kinderen in huis zou willen nemen.
Ik denk daar dan meteen bij: ze hebben het met zijn vieren al wat krap, wat moet dat worden, met nog twee kinderen erbij.
Maar dan denk ik ook meteen: hoezeer zijn wij veranderd. Het is pas veertig, vijftig, zestig jaar geleden dat het volkomen normaal was dat een gezin met vijf, zes, zeven kinderen in zo’n klein huisje woonde. Of toen jonggehuwden bij gebrek aan woonruimte de provisorisch ingerichte zolder van ouders/schoonouders betrokken. En daar moet ik snel aan toevoegen dat dat niet altijd, lang niet altijd, goed afliep.
Niet al te lang dáárvoor zagen mensen zelfs geen probleem in inkwartiering van geallieerde militairen, die weliswaar doorgaans maar kort bleven; zelden was het aanleiding tot problemen.
Maar die tijden zijn voorbij. Mensen die krap wonen hebben zelden meer dan twee kinderen, want kinderen moeten een eigen kamer hebben – ik daarentegen sliep jaren met een broertje en een zusje in één piepklein kamertje.
Er is ook nog een zuiver journalistiek aspect, dat voortkomt uit de bovenomschreven vorm van ‘identificatie’. Op een krantenredactie (met andere media heb ik geen persoonlijke ervaring) was de identificatie van de lezers met het fenomeen ‘nieuws’ een centraal punt van discussie, met name op puur praktische redenen. Met name ingegeven doordat er dagelijks enorme hoeveelheden nieuws op de redacties belandt, waar een keuze uit moet worden gemaakt, omdat de krant nu eenmaal een beperkt aantal redactiepagina’s per dag heeft.
Waardoor weliswaar de keuze handzaam moest worden beperkt tot ‘kinderen, dieren en royalty’ (bij wijze van spreken, natuurlijk), maar daarbij de kans van berichten om krant te halen werd bepaald door de fysieke afstand van de redactielokalen van het gebied waar het nieuws vandaan. Kortom: Oekraïne is ook wel een eindje die kant op, maar lang niet zo ver als Syrië, Afghanistan en Nigeria. Denk verder nog even na over het feit dat de Verenigde Staten van Amerika heel ver van ons bed zijn, maar cultureel een heel eind met die van ons samenvallen. (Al zou ik toch een grondiger studie dan alleen van de Oscars, de president en de rest van de mensen daar wonen willen aanbevelen alvorens op dit punt vèrgaande conclusies te trekken.)
Om mijn punt nog iets beter te verduidelijken: ik heb 32 jaar gewerkt op de redactie van het Limburgs Dagblad, en ik heb de hele transitie van mijnstreek tot ‘gewone’ streek meebeleefd. Tot lang na de sluiting van de laatste kolenmijn was een mijnramp in China, Japan, Zuid-Afrika of Zuid-Amerika voor het Limburgs Dagblad groter nieuws dan voor de rest van de Nederlandse kranten.
Identificatie, weet je wel.
______