Het is natuurlijk wel al een poosje geleden, en als alle vergelijkingen gaat ook deze behoorlijk mank, maar ik moet de laatste weken vaak denken aan Attila de Hun. De bewoners van de Britse eilanden, die een ijzersterk geheugen hebben voor nabij en ver verleden, noemden in de beide wereldoorlogen de Duitsers ‘Hunnen’, hetgeen onaardig was tegenover de Duitsers, maar ja, ze hadden het er natuurlijk wel naar gemaakt.
Ik heb wel eens gegeten in een restaurant op het Venetiaanse eiland Torcello dat ‘Il Trono di Attila’ heet, naar een aldaar gevonden steen die, met wat goede wil, op een ruw uit steen gehakte zetel lijkt. En heel onplausibel is die vindplaats niet – de Hunnen trokken rond het jaar 450, onder leiding van Attila, moordend en brandschattend door Europa en dus ook door Noord-Italië en waren er mede de oorzaak van dat een kustvolk langs de Adriatische Zee een goed heenkomen zocht in een lagune voor die kust, die bezaaid is met een paar honderd eilanden, en bouwden er hun stad die Venissa heette en tegenwoordig nog altijd Venetië heet.
Het wordt allemaal aan Attila en zijn rappe paardrijders geweten, maar in werkelijkheid bestonden de uit Siberië en omstreken afkomstige roversbendes uit zeer diverse volkeren die in Midden- en West-Europa een relatief welvarende bevolking aantrof, die weliswaar gewend was aan onderlinge schermutselingen, maar merkten dat de Hunnen duidelijk andere koek waren.
Die liepen dan ook binnen korte tijd een groot deel van het gebied onder de voet, plunderden plaatsen als Keulen, Tongeren, Amiens, Metz, Reims, Trier en Straatsburg, sloegen het beleg om Parijs en kwamen zelfs tot bijna in Rome.
Hoe erg het eigenlijk was, dat is moeilijk vast te stellen, feit is wel dat de geschiedenis van de nomadische ruiters uit de eindeloze steppen van Rusland en Siberië op de een of andere manier in het collectieve leven van West- en Midden-Europa geheugen zijn blijven hangen. In werkelijkheid was er sprake, zoals boven gezegd, van meerdere golven van nomaden, die afkwamen op de ‘rijkdommen’ van West- en Midden-Europa.
Er is ook sprake van nog veel eerdere invallen, tot duizenden jaren voor Christus toe, daar zijn ook overblijfselen van gevonden, ongeveer in Nederland. West-Europa had kennelijk ook toen aantrekkingskracht.
Het is, kortom, een deel van onze erfenis, dat het gevaar uit Rusland en Siberië komt.
De Hunnen hadden natuurlijk geen tanks, raketten en straaljagers, maar wat ze wel hadden, dat hebben de huidige krijgers van Poetin ook: uithoudingsvermogen, ze zijn gewend aan ontberingen, en ouderwets meedogenloos.
Midden- en West-Europa is verwend door meer dan zeventig jaar vrede – oorlog, maar dan oorlog waar echt duizenden doden vielen, heeft bijna niemand die nu nog leeft ooit meegemaakt. Zelfs in vredestijd een periode van militaire dienstplicht doormaken zou voor velen al tot opperste vertwijfeling leiden, laat staan dat de kersverse soldaten een confrontatie zouden overleven met het type krijgers van achter de Oeral dat nu klaar staat om na Oekraïne, de rest van Europa onder de voet te lopen.
Wij zijn, militair gezien, intussen meer van ‘sicheres Auftreten bei völliger Ahnunslosigkeit’, en hebben nu plannen die misschien over een jaar of vijf wel eens zouden kunnen leiden tot een zekere militaire slagkracht waar de nieuwe Hunnen eerbied voor zouden kunnen hebben. Te laat? De tijd zal het leren.
Een beetje voor de kat zijn viool weg amateurhistorie bedrijven is intussen hartstikke leuk, zoals bovenstaand stukje misschien toont.
Maar ik wijs er wel op dat ik, en velen met mij, er wel eens een kwartiertje wakker van lig, de laatste weken.
_______