Terwijl reuken smaak me voor de tweede keer dit jaar langzaam verlaten, lees ik in de krant dat Ber Crouzen is overleden. Ber was een collega, maar geen vriend, we waren echt concurrenten, hij ‘deed’ medische zaken en onderwijs bij Dagblad De Limburger en ik dezelfde onderwerpen bij het Limburgs Dagblad. Wij snoepten elkaar geregeld ‘primeurs’ af, u weet wel, dat tot niets verplichtende gezelschapsspel van journalisten.
Omdat het al meer dan 25 jaar geleden is dat ik op andere onderwerpen overstapte, heb ik Ber dus ook al die tijd niet meer gezien. Hij ging, neem ik aan, gelijk met mij met pensioen. In de overlijdensadvertentie in de Limburger staan nog twee feiten die mij troffen: dat een man met zo’n honderd procent Limburgse naam in Jutphaas geboren was, en dat hij elf dagen jonger was dan ik.
Hij ruste in vrede.
Ik moet intussen door en ik ben zo slim geweest om, terwijl de pandemie door optimisten al bijna wordt opgeborgen in het archief dat ‘verleden’ heet, alsnog een coronabesmetting op te lopen. Ik moet nog even wachten op een officiële bevestiging door de GGD – ik was er vanmorgen, binnen een minuut stond ik buiten, nadat ik had mogen kiezen in welk neusgat de wattenstaaf ging. Service van de zaak.
Ik heb nooit kunnen vermoeden dat een mens op één dag zoveel snot kon produceren dat ik het nog maar net voor het op de grond op of de tafel of in de warme prak viel kon opvangen. Ooit zag ik een advertentie voor een antiverkoudheidsmiddel waarin je iemand op zijn werk zag verdwijnen in een berg eenmalig gebruikte papieren zakdoekjes. Ik vond dat weer zo’n typische reclame-overdrijving. Tot gisteren. Sindsdien weet ik zeker dat mij exact dat gaat overkomen, als het zo verder gaat.
Ik ben vanmorgen nog wel even gaan stemmen – de democratie veronderstelt het stellen van prioriteiten – met het mondkapje voor. Maar nu wacht ik de gang van zaken af. Het verdwijnen van reuk en smaak is een teken dat me wellicht nog meer dingen te wachten staan, zoals koorts, moeheid en andere bijverschijnselen.
Ik heb ook vermoedens van wie ik de besmetting opgelopen heb. Maar dit is geen roddelrubriek, dus die ideeën houd ik voor me.
Ik voel me inmiddels voldoende in orde om nog niet te roepen: ‘Vaarwel, tot betere tijden’, maar het komt nu wel heel dicht in de buurt – dacht ik toen ik de overlijdensadvertentie van Ber Crouzen zag.
_______