Eens kijken hoe ik scoor op dat lijstje van Joris Luijendijk.
Welk lijstje?
Jullie lezen ook nooit wat. Het zevenvinkjeslijstje natuurlijk, waar Joris een heel boek over volschreef.
Als je op dat lijstje zeven maal het vakje kunt aanvinken, dan heb je niks te vrezen in het leven, is de korte samenvatting.
Nou ja, niks: ik herformuleer: dan heb je al voldoende voorsprong op degenen die níet die kostelijke zeven vinkjes konden zetten (altijd groene vinkjes, nooit kruisjes en helemaal zwart/rood/geel/blauw inkleuren ook niet, al doe je het nog zo netjes binnen de lijntjes.)(Daar heeft Joris het zelfs helemaal niet over, dat je die vinkjes gewoon zo’n beetje in die hokjes moet zetten, liefst op drie plaatsen er net even beetje buiten. Het luistert nauw.)
Maar als je dus die zeven vinkjes hebt, dan gaat, begrijp ik, de poort naar de Zuidas breed voor je open en schuift de Bentley geruisloos onder je kont.
Ik heb het in deze stukjes altijd over mijzelf, dus in dit geval ook. En in dit geval dus met name over mijn carrière, als je dat zo kunt noemen, in de journalistiek.
Van de Zuidas is het nooit gekomen, en die Bentley zie ik af en toe ergens geparkeerd staan (net nog, bij de Sligro).
De carrière in de journalistiek verliep voorspoedig; niemand heeft bijvoorbeeld gemerkt dat ik in het geheel geen talent had voor het vak. De eerste jaren bij De Gelderlander in Nijmegen had ik een vrolijke tijd, maar gebeurde er, qua vinkjes, niks, ik bedoel: ik ging op zoek naar een andere werkgever die wel voldoende betaalde om vier mondjes levend en open te houden.
Dankzij een oude vriendschap met de hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad begon ik een snelle, opwaartse tocht door de journalisten-cao. Ik zal niet in details treden, maar toen ik in 1999 met pensioen ging en, zoals destijds gebruikelijk, een bruto maandsalaris netto in ontvangst mocht nemen, viel de directeur die met die taak belast was haast flauw: hij had even in die enveloppe gekeken.
Ik vond het, eerlijk gezegd, een mooie loopbaan, die mij in staat stelde heel veel van de wereld te zien en die ervoor zorgde dat ik nog dagelijks iemand op de tv zie die ik wel eens, met min of meer succes, had geïnterviewd. En, belangrijker, ondanks alle perikelen nog altijd een min of meer riant pensioen heb.
Dus dat met die zeven vinkjes had wel snor gezeten.
O ja?
Haal ze er maar eens bij.
Ik had inderdaad één ouder van Nederlandse bodem.
Maar ik had géén ouder die welgesteld was.
Ik was wel man, ontdekte ik, en met een beetje moeite kon ik doorgaan voor wit.
Drie vinkjes, tot zover.
Nummer 4: hetero. Zeker, ik lust er wel pap van. (Oei. @voice?)
Maar: HBS-a-diploma, dus geen VWO en al helemaal geen gymnasium.
En nog minder universiteit.
Daar sta ik dus met vier vinkjes.
En dus toch ‘carrière’ gemaakt. Kwestie van wilskracht. Nou ja, dat is een verplichte opmerking, maar er is meer: ik heb gewoon geluk gehad, geen enkele baas die ook maar in de verte zelf zeven vinkjes had (zal ik maar zeggen) en zo rolde ik door het leven.
Ik kijk wel eens om en geniet van het uitzicht.
Ik wens dan ook iedereen veel succes, zeven vinkjes of niet.
_______