Geschiedenis had ik willen studeren. En dan een hele reeks interessante boeken schrijven en hoogleraar worden en als emeritus de lollige erudiet uithangen in slimme tv-programma’s.
Beroepsofficier had ik willen worden. Of moeten worden, om mijn vader een plezier te doen die het zelf nooit verder had gebracht dan tot dienstplichtig korporaal-kok eerste klas bij de Alpenjagers en die vond dat als je een middelbare schooldiploma had er niets mooiers was dan beroepsofficier te worden. Maar ik zag er niks in.
Met al die kennis en ervaring, op gedaan in de praktijk, een siertuin hebben die het hele jaar door groeide en bloeide. Maar ik hield het onkruid niet tegen.
Een huis bouwen dat ik zelf zou ontwerpen, geïnspireerd op de vroeger werken van Frank Lloyd Wright. Maar ja, daar moet je toch wel enige kennis van zaken voor hebben en een mooi stuk grond en veel geld. En een opleiding volgen waarvoor je een wiskundeknobbel nodig hebt – en die heb ik niet.
Een heleboel talen leren. Maar ik kwam niet verder dan Frans, Duits, Engels en Nederlands, een redelijke portie Italiaans, een heel klein beginnetje aan Russisch – van Portugees en Grieks en Latijn en Hebreeuws en Lets en Litouws is het niet verder gekomen dan nieuwsgierigheid.
Ja, nieuwsgierigheid. Ik wou dat ik echt nieuwsgierig was geweest, dan was ik misschien een nóg betere journalist geworden.
Een gevierde columnist had ik willen worden. Voor het resultaat: zie de kijkcijfers van mijn weblog.
Echt belezen, dát was echt iets geweest dat ik gewild had. Hoewel ik minstens vijfduizend boeken heb gelezen, zat daar weinig systeem in, ik las te hooi en te gras wat me voor de voeten kwam.
De kinderen hadden echte intellectuelen moeten worden. Maar behalve dat ze ook zonder dat gelukkig zijn geworden, had ik het graag in de hand gehad – maar ik heb nooit geweten hoe dan wel.
Wijnkenner, dat zou wat zijn geweest. Maar ik ben niet verder gekomen dan ‘dat is een lekker wijntje’. Daar heb ik dus géén spijt van, eigenlijk. Voor je het weet ben je een oude dronkaard, immers.
Ik had moeten vasthouden aan mijn atletiekhobby. Daar heb ik geen spijt van, want intensieve sportbeoefening is slecht voor je lichaam.
Ik had in een Maserati willen rijden. Waarom? Ja, waarom.
Ik had in dat penthouse aan de Tiber in Rome willen wonen.
Ik had die boerderij in Toscane – zonder waterleiding, elektriciteit, gas of riolering – moeten kopen. Die werd me aangeboden tijdens een bezopen avond in een café in een naburig Toscaans dorp. Maar dat was misschien uitgedraaid op een uitzinnige vorm van ‘Ik vertrek’, en dat kun je maar beter aan anderen overlaten.
Als dat allemaal zo was gegaan – afgezien van het feit dat diverse plannen elkaar zouden hebben gedwarsboomd – had mijn leven er nu geheel anders uitgezien. Beter, mooier? Valt niks van te zeggen.
Het mooie is dat ik, op mijn leeftijd, nog wel plannen moet maken, moet nadenken over die plannen waar niets van is gekomen, maar dat er langdurig van genieten niet meer in het verschiet ligt.
Vandaar dat ik moet constateren: het is allemaal gegaan zoals het gegaan is. Ik ben meestal opgewekt om niet te zeggen vrolijk. Het mijmeren over bovengenoemde dingen beperk ik tot enkele halve uurtjes slapeloos in bed liggen.
Dat voornemen is trouwens echt waarheid geworden: goed en lang slapen, dat lukt de laatste tijd geweldig.
En dan komt de rest vanzelf.
En dan duikt, zonder dat je er aanleiding toe geeft, weer op dat ik nog nooit in Argentinië, Japan en Nieuw-Zeeland ben geweest. En zelfs niet op IJsland.
Mis ik dat? Mwah.
_______