Je hebt treinreizen en treinreizen, dat begrijpen jullie natuurlijk ook wel. Ik bedoel, er is verschil tussen de Veolia-boemel van Landgraaf naar Schin op Geul en, bijvoorbeeld, de Amtrak van Philadelphia naar Penn Station in Manhattan.
Alleen al hoe zo’n trein er uitziet. Ik bedoel, met een beetje pech is de Veoliatrein aan de buitenkant voorzien van een zwaar gephotoshopt portret van André Rieu of Beppie Kraft, en toch moet je soms noodgedwongen met die trein, bijvoorbeeld omdat je enorm moet drinken in Schin op Geul.
En nu we het er toch over hebben: de geelblauwe kleurencombinatie van de treinen van de NS, die kunnen uiteraard al helemáál niet. Je hoeft niet eens veel gevoel voor esthetiek of voor kleurencombinaties te hebben om enorme pijn aan de ogen te krijgen en de blik wenend af te wenden als je zo’n onbeholpen blauwgele rups door een bloeiende appelboomgaard in de Betuwe ziet rijden.
Een moderne trein, dames en heren, en dat zie je in vrijwel alle ter beschikking staande buitenlanden, is aluminiumkleurig met hier en daar een te gek leuk Mondriaanachtig accentje.
De Amerikanen hebben dat principe consequent doorgetrokken en de Amtraktreinen zijn dan ook van horizontaal geribbeld aluminium, met hier en daar dat fraaie logo in rood, wit en blauw en in dezelfde kleuren een bescheiden streep over de hele trein. De locomotief is vaak nog een no nonsense diesel zonder looks maar met de nodige paardenkrachten (hoewel ze tegenwoordig ook wel HSL-achtige treinen hebben).
Je vertrekt in Philly (zo heet Philadelphia voor intimi) vanaf 30th Street Station, en daar moet je niet verzuimen de toiletten op de begane grond in de reusachtige hal te bezoeken: de toiletten die een belangrijke rol spelen in de film Witness met mijn geliefde filmster Kelly McGillis in de hoofdrol.
Een bezoek dat je meteen in de stemming brengt voor een unieke belevenis: de trein naar New York.
Het ritje duurt nog net geen anderhalf uur en het is al te maken voor 50 dollar. Als je ‘Club’ reist ben je aanzienlijk meer kwijt maar wat staat daar allemaal tegenover. Je persoonlijke in frac gestoken rijzige zwarte bediende die zich anderhalf uur lang jouw lot persoonlijk aantrekt. Hij brengt je de vers gebakken scrambled eggs voor het ontbijt met geroosterd brood en goede koffie, hij steekt behulpzaam de stekker van je laptop in het stopcontact (iedereen om je heen zit te werken) en intussen kijk je uit het raam, ziet de wit en lichtgrijs geschilderde houten huizen van Pennsylvania, van New Jersey en van Connecticut voorbij glijden in een onmiskenbaar oer-Amerikaans landschap, tot je rechts, over verlaten moerasland met wuivend riet heen, de skyline van Manhattan ziet.
Iedereen pakt zijn laptop in, de trein vertraagt en de zwarte bediende loopt in het gangpad heen en weer en kondigt met luider stemme en scanderend aan dat we gaan aankomen op ‘Pénn Stayshion, Nyú Yórk Ciddy – train is áyerivin’.’
Dan weet je toch heel ondubbelzinnig waar je bent.
Niet in Schin op Geul, dat moge duidelijk zijn.
(Dit stuk werd een aantal jaren gelden geschreven. Het bevat dan ook een klein aantal anachronismen. Waarvoor mijn welgemeende excuses.)
_______