Hij zit een beetje te draaien op zijn stoeltje in het busje dat gebouwd is voor het vervoeren van acht personen, maar er zitten er nu zeventien in, twee baby’s niet meegerekend. Wel de chauffeur, maar niet zijn helper, want die hangt aan de buitenkant van het busje. Hij schreeuwt aan één stuk door ‘Bandúng, Bandúng, Bandúng!’ Als je niet per se naar Bandung moet, stap dan toch in, want er moet geld worden verdiend – alleen voor de huur van het busje, elke morgen weer.
Het is er gloeiend heet, en iedereen zwijgt of praat een beetje fluisterend in iemands oor.
En hij draait een beetje op zijn krappe zitplaatsje. En jongen van een jaar of twintig.
Dan raapt hij alle moed bij elkaar en vraagt aan mij: ‘Belanda?’
‘Ya,’ antwoord ik, meteen ongeveer de helft van mijn Indonesische woordenschat prijsgevend, ik weet inmiddels al dat ik heb misgegokt: slechts een hele enkeling verstaat en spreekt nog Nederlands. Op dat moment is de souvereiniteitsoverdracht – een typisch Hollands eufemisme voor capitulatie, nog maar net geen dertig jaar geleden.
De jongeman naast me gaat over in het Engels. ‘Weet u dat uw land ons land driehonderd jaar lang overheerst heeft?’ Daar kan ik opnieuw bevestigend op antwoorden.
Het zou flauw zijn hem vervolgens een lesje geschiedenis te geven, uit te leggen dat driehonderd jaar wel erg lang is, dat een groot deel van die tijd het grootste deel van het uit tienduizenden eilanden bestaande land, dat zich uitstrekt van IJsland tot westelijk Turkije, weinig of niets van Nederlandse overheersing heeft gemerkt.
Van Nederland, een landje dat vier keer in alleen al het eiland Java past. Maar dat de aanwezigheid van Nederland in de archipel wel degelijk neerkwam op wederrechtelijke bezetting, dat wij in Nederland er voldoende van op de hoogte zijn dat wij, vanaf het begin maar zeker de voorafgaande 150 jaar, slechts het schuim van onze natie naar Indonesië stuurden, gewetenloze ondernemers die hun ‘personeel’ als slaven behandelden en hun ‘huishoudsters’ als seksslaven, en zich haastig uit de voeten maakten als ze voldoende hadden verdiend voor een villaatje in Wassenaar en een onbezorgde oude dag. Lees alleen al de roman Rubber van Madelon Szekely-Lulofs.
En toen kwamen de Japanse ‘bevrijders’, die het niet veel beter deden dan de Belanda’s, maar wier optreden de Indonesiërs de unieke kans bood hun eigen land terug te krijgen en de Hollandse kolonialen eruit te zetten.
Waarna de altijd somber kijkende machthebbers in het landje aan de Noordzee hun oogkleppen opzetten, inclusief Vadertje Drees en onder het motto ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, mede van harte gesteund door koningin Wilhelmina, het bestonden om het geruïneerd uit de Tweede Wereldoorlog opgedoken land nog verder de ratsmodee in te helpen door het sturen van tienduizenden dienstplichtigen, om de ‘orde te herstellen’; en dat deden door op de manier waarop de Duitsers toch het patent leken te hebben, brandschattend en moordend rond te trekken. (Dat is inderdaad een grotendeels passende beschrijving.)
En dat een belangrijk deel van politiek en bevolking in Nederland dat alles probeerde te rechtvaardigen door het roepen van ‘maar hullie zijn begonnen’, doelend op de eveneens moordend en brandschattend rondtrekkende Indonesische jongeren die profiteerden van het machtsvacuüm dat was ontstaan na het vertrek van de Japanners en de uitroeping van de Republiek Indonesië – maar het verschil was dat die jongelui, die dat natuurlijk niet hadden moeten doen, wel een beetje gelijk hadden, zoals in Nederland het verzet tegen de Duitsers het gelijk aan zijn kant wist.
Maar ik begon er maar niet aan, in dat busje tussen de Puncakpas en Bandung. Ik schaamde me plaatsvervangend een beetje om als Nederlandse toerist hier rond te trekken met onze bagage die minstens een hele zitplaats in het busje bezette, oh en ah te roepen en om de haverklap te wijzen op uithangborden die we passeerden. ‘Pabrik Beton dan Tegel’ en ‘Memotret Njonja Meneer’ stond erop, wat leuk, Nederlandse bedrijfsnamen aan het andere einde van de wereld. En een straat in Bandung die Jalan Prof. Eijkman heet – maar dat is de ontdekker van de oorzaak van de tropische ziekte beri beri – niet alle belanda’s waren uitbuiters en zakkenvullers.
Wat in het officiële rapport staat dat gisteren uitkwam, dat wisten we natuurlijk allang, op zijn minst door de dissertatie van Rémy Limpach, ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’.
Maar weer gaat het geloei op over wat de Nederlanders is aangedaan.
In plaats van beschaamd te zwijgen en minstens de komende honderd jaar geen enkel land dat buiten de pot piest terecht te wijzen vanaf onze toch niet zo beschaafde en ongenaakbare ivoren toren.
_____