Allemaal heb ik ze meegemaakt, de 17de juni 1953 in Berlijn, 4 november 1956, Boedapest, 20 augustus 1968 in Praag. Let wel, ik ben nergens fysiek bij geweest, maar heb er altijd belangstellend kennis van genomen. Altijd kwamen de arbeiders in opstand tegen het door Moskou geïnstalleerde marionettenbewind, dan wel met nieuwe mensen aan de top die het anders wilden, en daarom de tanks op het dak kregen, die niet bedoeld bleken om op mensen te schieten, maar vooral zo vormgegeven waren dat ze de mensen schrik aanjoegen.
Altijd waren wij in het Westen enthousiast over de Berlijners, de Hongaren, de Tsjechen (en tussendoor ook nog de Polen) die dat allemaal durfden. Die de tanks tegen hielden met bloemen in de hand en gesprekken begonnen met de inzittenden, die allemaal zonder uitzondering gedacht hadden dat ze juichend zouden worden ingehaald.
En altijd wonnen de Russen, omdat iedereen wist dat die nog veel meer achter de hand hadden dat ze ook zouden gebruiken in hun angst voor overrompeling door wat ze onveranderlijk ‘fascisten’ en ‘nazi’s’ noemden.
En wat ook iedereen wist: voor die andere wapens en die horden van talloze woeste boeren van achter de Oeral die desnoods ongewapend ten strijde trokken, met blote handen moordend en verkrachtend, daar waren niet alleen de direct getroffenen, maar wij allemaal het bangst voor. En niks terug durfden te doen.
Wel werden steevast de vluchtelingen met open armen ontvangen.
En ook dat zien we ditmaal, alleen doet het met ons nog veel meer dan toen, doordat we in detail kunnen zien: al die arme kinderen, die braaf meelopen of ze onderweg zijn naar school, vol vertrouwen dat hun radeloze ouders heus wel weten wat er moet gebeuren.
En ook in Oekraïne zien we weer die onbegrijpelijk nuchtere types – een vrouw die op straat in haar buurt een Russische soldaat aanspreekt en vraagt wat hij eigenlijk komt doen, waarop hij nauwelijks een antwoord weet; een automobilist die een stilstaande Russische tank ziet en aan de bemanning vraagt wat er aan de hand is ‘De brandstof is op,’ zegt de man in de geschutskoepel. ‘Zal ik je even terugslepen naar de grens? ’biedt de automobilist aan. ‘Nee, nee, doe maar niet, ze komen zo benzine brengen,’ zegt de verblufte soldaat, waarna de automobilist doorrijdt – een paar honderd meter verderop staat nog zo’n oerlelijke tank stil…
Een van die Russen vertelt aan een voorbijganger dat hij dacht dat ze op oefening waren. Hij is verbaasd te horen dat hij in Oekraïne is, heeft geen idee wat ze hier komen doen. (Dat doet me denken aan iets dat inmiddels meer dan tachtig jaar oud is. Op 10 mei 1940 staan de eerste Duitse infanteristen aan de Maas in Limburg, aan de overkant ligt Maastricht. ‘Is dat daar Engeland?’ vraagt er een aan een voorbijganger. ‘Nee, China,’ zou ik geantwoord hebben. Zo ad rem was de aangesproken Maastrichtenaar in zijn verbluffing niet. En ik was net anderhalf jaar en in Nijmegen en wist dus uiteraard van god noch zure peren. Hoe dan ook: Als het niet waar is, is het leuk gevonden.)
En altijd winnen de Russen. Waarom? Omdat ze tot nu toie in zulke situaties altijd gewonnen hebben. En omdat ze niet lijken te zien hoe gek hun leiders zijn, dat ook natuurlijk.
______
Laatste reacties