Vorige week hebben de media uitgebreid aandacht besteed aan het rapport van een commissie die invallend commissaris van de koning Johan Remkes een poosje geleden instelde. Die commissie moest onderzoeken hoe het gesteld is met de bestuurscultuur in de provincie Limburg. Dat moest, na een turbulente periode waarin het voltallige bestuur van de provincie Limburg moest aftreden, inclusief de commissaris van de koning, die ze hier (grinnik) ‘gouverneur’ plegen te noemen. Steekwoorden: corruptie, vriendjespolitiek, CDA.
Het rapport werd overhandigd aan de nieuwe commissaris, Emile Roemer. Enkele conclusies uit dat rapport:
‘Een systematisch patroon van omvangrijke integriteitsschendingen heeft de commissie niet kunnen vaststellen. Evenmin zijn mogelijk strafrechtelijk vervolgbare handelingen aangetroffen. Wel was er sprake van machtsuitoefening door bestuurders die niet altijd getuigde van waarden als gematigdheid, proportionaliteit en terughoudendheid.’ En: ‘… beschuldigingen in de media vonden een vruchtbare voedingsbodem in een politiek klimaat waarin tijd en aandacht voor hoor en wederhoor ontbraken. Tegelijkertijd bleken beschuldigingen na nader onderzoek regelmatig ongegrond. Limburg heeft last van een imago, en van een zelfbeeld, dat niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid.’
Hetgeen in de berichtgeving zoiets werd als: niks aan de hand in Limburg; sommige persorganen maakten ervan: in Limburg is niet méér aan de hand dan in de rest van het land.
Heel even was het stil en toen was het gisteren de beurt aan columnist Frans Pollux in dagblad De Limburger.
Hij vat het rapport nog iets anders samen: ‘Eindelijk, de onderste steen is boven. Dat van die vriendjespolitiek in Limburg, dat net iets vaker net wat minder integer zijn, da’s allemaal maar schijn! Een frame! Van de media! De commissie die de bestuurscultuur in Limburg onderzocht is helder: onze provincie is niet erger dan de rest van het land. Dat u dat wel dacht, komt doordat u bij de neus bent genomen. Er werkt bij NRC een journalist die voortdurend spijkers in laag water zoekt, vooral hier, en nu denkt dus de hele wereld dat Limburg vol met spijkers ligt.’
Pollux analyseert vervolgens waarom het rapport een waardeloos stukje werk is (mijn samenvatting).
In 2013 ontstond enige ophef toen het boek ‘De vriendenrepubliek’ van NRC-journalist Joep Dohmen, geboren en getogen Heerlenaar, verscheen. Dat boek wordt in het onderhavige rapport smalend ‘een constructie van één journalist’ genoemd. Pollux: ‘waarom ga je dan niet met die journalist praten?’
De commissie voerde 49 gesprekken met politici, ambtenaren en twee personen uit bedrijfsleven en samenleving. Pollux weer: ‘Daar had toch best die ene journalist bij gekund.’
De commissie zegt dat ‘verreweg de meeste integriteitsmeldingen ‘CDA’ers (betroffen) die elkaar de bal toespelen’. Onderonsjes, ondoorzichtige benoemingen, familie en vrienden voortrekken, mistige grondtransacties. Pollux weer: ‘Hier staat precies wat mensen bedoelen met ‘De vriendenrepubliek’, dít is wat Limburg anders maakt.’ Met andere woorden, voeg ik daaraan toe: dat boek van Dohmen had wellicht beter kunnen dienen als rapport van de commissie.
De buitenstaande beschouwer ziet hier ook een ander patroon: hoe vaak is er de laatste vijftig, zestig jaar niet op de man gespeeld, in veel gevallen op de journalist gespeeld, in Limburg, ook toen de mijnen, de roomsche kerk en het provinciebestuur Zuid-Limburg beschouwden als een soort wingewest, gesitueerd een eind achter de Molukken.
Dat patroon levert nu dus weer een nieuw slachtoffer op: Joep Dohmen, die ik ooit kort als stagebegeleider onder mijn hoede had; hij en Step Vaessen waren de besten van de hele stoet die in dat kader de revue passeerden. En Joep Dohmen kent zijn geboortestreek als geen ander en wat hij schrijft is terecht meermalen bekroond. Jan Joost Lindner schreef in de Volkskrant over ‘De vriendenrepubliek: ‘Joep Dohmen geeft in dit boek een terugblik, een analyse en een overzicht. Hoe kon het juist in Limburg komen tot deze dubieuze bestuurlijke cultuur? Welke rol speelden de politieke partijen, het CDA voorop? Welke smeermiddelen werden door de bouwwereld ingezet? Welke netwerken waren er, en hoe zitten ze in elkaar? Aan het einde maakt Joep Dohmen de balans op.’
Nog even, tenslotte, terug naar Pollux: ‘Het rapport is heus geen broddelwerk. Maar de positieve boodschap blijft zo alleen overeind dankzij de hiaten (bijvoorbeeld het weglaten van de visie van Dohmen, SB) …Als je de bestuursstijlen buiten beschouwing laat, CDA’ers die elkaar de bal toespelen ook, als je het niet hebt over benoemingen en onderonsjes, en niet praat met de kwade genius die dit frame zou hebben bedacht – ja dán kun je concluderen dat dit in Limburg niet erger is dan elders.’
Ik ben benieuwd wat hierop volgt. Minstens een mooi verhaal van Joep Dohmen, een boek desnoods. En verder doodse stilte uit Maastricht. Of Emile Roemen grijpt de kans te tonen de integere man te zijn voor wie iedereen hem houdt.
Dan is dit verhaal nog láng niet af.
________