Kop de op de website van dagblad De Limburger: Eerste klanten bestormen winkels en cafés in opstandig Valkenburg: ’Even genieten, heerlijk.’
Mijn eerste gedachte was: een kinderhand is gauw gevuld. De tweede ook. De derde ging meer over de vraag: wat voor leven leiden jullie eigenlijk, als je opgetogen op vrijdagmorgen bij ongeveer nul graden op een armzalig terras in al even armzalig Valkenburg tegen een passerende verslaggever zedgt: ‘Even genieten, heerlijk’?
(En hoe moet een verslaggever zich voelen als zijn/haar journalistieke taak van heden is die onbenullige opmerking ook daadwerkelijk te noteren en naderhand in te tikken in de tekstproductiecomputer of hoe dat tegenwoordig heet? Maar dit terzijde.)
Deze vraag bespringt mij al enkele dagen: hoe zou de toestand in het land zijn als de overheid vanaf het begin in alle talen zou hebben gezwegen over de covidpandemie – zouden de burgers van het land dan wel eigener beweging afstand zijn gaan houden van elkaar, een mondneusmasker op de juiste wijze zijn gaan dragen, zich bij ziekte zelf zouden gaan isoleren? Gewoon, omdat ze dat zelf verstandig vonden?
Gelukkig kan die vraag niet beantwoord worden, maar de beweging van de laatste dagen en de resultaten ondanks alle maatregelen van regeringswege laten zien: geen haar op het hoofd van wie dan ook (nou ja, misschien een kleine minderheid daargelaten) heeft er ook maar even aan gedacht zich werkelijk aan de maatregelen te houden en zich effectief te beschermen tegen de ziekte die het gevolg is van besmetting met een onsmakelijk vleermuizenvirus.
Als iedereen zich aan de bevelen, vermomd als vriendelijke verzoeken – die afstand, dat mondkapje, dat handen wassen – had gehouden was er eenvoudigweg niemand ziek geworden, laat staan overleden.
De overheid staat in haar hemd, maar diezelfde overheid heeft dat voornamelijk aan zichzelf te danken – als je er zelfs uitdrukkelijk bij vermeldt dat handhaven natuurlijk onbegonnen werk is, dat een groot deel van de maatregelen een min of meer vrijblijvend advies is, dan krijg je het effect van de loterij: de kans dat je iets wint in een loterij van betekenis is zo klein, dat nul komma nul een goede samenvatting ervan is. En ondanks dat worden al die miljoenen door de bevolking keurig geïnvesteerd in loten omdat nu eemaal uiteindelijk één enkeling die prijzen moet winnen. En dat dan omgekeerd: de kans dat ik de prijs – het virus in dit geval – win is verwaarloosbaar klein, de prijs gaat altijd naar iemand anders.
En de cijfers wijzen uit dat het wáár is: ik kan het cijfer zo gauw niet vinden, maar ik schat dat minstens twaalf miljoen Nederlanders (nog) niet besmet zijn, en de kans dat jij, eenvoudige krabbelaar, één van die twaalf miljoen, besmet wordt is verwaarloosbaar klein.
En dan is er zoiets als een schijnveilig gevoel: ook ik geloof al een tijdje dat mijn constitutie, of hoe heet dat tegenwoordig, mijn immuunsysteem, van zodanige kwaliteit is dat ik het virus niet eens kán krijgen, mede ook dankzij de enorme hoeveelheden vitamine C en D die ik dagelijks slik. En ik kan dat zelfs aannemelijk maken: ik ben de afgelopen twee jaar talloze keren op minder dan anderhalve meter van anderen geweest, in supermarkten hebben herhaaldelijk vreemden in mijn nek staan te hijgen omdat ze bij dezelfde vleeswaren als ik wilden, ik heb heel vaak vergeten mijn mondneusmasker te dragen, ik heb enkele keren op een zeer druk terras in Frankrijk gezeten, en ga zo maar door.
Nog iets anders heeft langzaam postgevat in mijn hoofd: dat de mensen in mijn bubbel allemaal net zo immuun zijn als ik. Twee van mijn kleinkinderen zijn weliswaar tweemaal positief getest, maar ziek zijn ze niet geweest. Aan de randen van mijn bubbel is er ook bij volwassenen wel eens een positieve test geweest en ja, een vriendin van Djamila heeft er zelfs mee in het ziekenhuis gelegen.
Maar dat was het dan.
Doden zijn er wel gevallen, dat was en is onvermijdelijk, veel mensen in mijn bubbel hebben er de leeftijd voor – maar de oorzaak was in geen enkel geval dat virus.
Dus je vraagt aan de doorsnee bevolking veel meer inzicht, bereidheid zich in te spannen, even in te schikken dan waartoe die mensen in staat of bereid zijn.
Dat bedoelen ze met ‘er gaapt een kloof tussen overheid en bevolking.
Doe daar eens wat aan.
______