Kom op, alle schaamte voorbij: ik ben ook een moppentapper. Sinds kort een riskante afwijking. Maar omdat ik bezig was aan een serietje over mijn tragisch mislukte leven als treinreiziger toch even een treinmop. (Dat is een aparte categorie, treinmoppen. Voorbeeld: ‘Een pastoor zit tegenover een leuk meisje in de trein.’ Maak het verhaal zelf af in je eigen woorden en kleur de plaatjes.)
Deze speelt zich af in zo’n typische forensentrein in het Verenigd Koninkrijk. Een man krijgt een nieuwe baan, en het handigste is om daar dagelijks met de trein heen te reizen. Op de eerste ochtend stapt hij in de trein, waar hij een geanimeerd pratend gezelschap aantreft. Het zijn forenzen die elkaar kennelijk al een hele tijd dagelijks treffen.
‘180!’ roept er ineens een, onze vriend zoekt nog even naar het bijbehorende dartbord terwijl een luid gelach opklinkt, sommige treinreizigers blijven er bijna in. Als het lachen ietwat wegebt, roept iemand: ’53!’ en opnieuw wordt er luid gelachen. En zo gaat het nog een tijdje door.
Onze kersverse reiziger wendt zich, terwijl de nummers en het gelach elkaar in hoog tempo afwisselen, tot de man naast zich en vraagt: ‘Wat is dit? Zijn we onder weg naar een psychiatrisch spreekuur?’ ‘Nee,’ zegt de man, ‘Deze mensen reizen al vele jaren elke dag met deze trein. Ze vertellen elkaar al lang moppen, maar toen is iemand op het idee gekomen de moppen te nummeren, dan kun je er veel meer vertellen tijdens de reis.’
De volgende dag komt onze reiziger weer naast dezelfde man terecht en weer steekt de storm op. Als er een korte stilte valt, waagt hij het er op en roept: ‘384!’ In de trein valt een pijnlijke stilte. De man vraagt zijn buurman bedremmeld: ‘Is dat geen mop of zo?’ ‘Jawel,’ zegt de buurman, ‘Een hele leuke zelfs. Maar je vertelt hem zo lullig.’
Alweer een paar jaar geleden maakte ik een treinreis van het oude Guillemins station in Luik naar Brussel Centraal, met de stoptrein. De trein was in Luik al goed vol en bij elke steen waar de trein onderweg stopte, kwamen er nog mensen bij, ik schatte ze op ambtenaren die in Brussel werken.
Ook deze mensen kenden elkaar blijkbaar allemaal, mogelijk alleen van de treinreis. In ieder geval gebeurde er iets eigenaardigs: iedereen die instapte liep door de hele trein en gaf iedereen een hand, onder het mompelen van een begroeting, en zocht daarna een zit- of staanplaats.
Ze zullen wel gevonden hebben dat ik een lullig slap handje gaf.
________