Mijn geheugen speelt me enorm parten. (Ik ken iemand die zegt: ‘Mijn geheugen speelt mij partner’). Bij speelfilms die ik niet eens zo lang geleden zag heb ik soms het gevoel: die film heb ik gezien, maar ik zie nu hele stukken die ik me niet herinner. Zou ik toen geslapen hebben? (Zo gek zou dat niet zijn: ooit zat ik met een duur kaartje in de Metropolitan Opera in New York waar ik de opera Lucia di Lammermoor van Donizetti zag. Had kunnen zien, als ik niet vanaf het moment dat ik mijn zetel beklom had zitten slapen.
Het jaar daarop was ik weer in New York, nu met een uitnodiging voor de musical Tommy van The Who. Ik ben helemaal niet gegaan. Vorige week zag ik De Beentjes van Sint Hildegard. Arend bezoekt daarin inderdaad de schrijn van Sint Hildegard. Maar toen ik hem de eerste keer zag, eindigde de film veel eerder, namelijk op het moment dat Arend in de Rijn valt, na het uitstrooien van de as van zijn schoonvader. Had ik weer geslapen? Of was de rest eenvoudig uit mijn geheugen gewist?)
Deze week deed ik weer eens een greep in een bureaulade en viste ik een zwarte ringbandklapper op. Wat zou dát zijn? Ik bladerde er in en stelde vast: kennelijk was ik ooit een soort catalogus begonnen met een overzicht van de zelf opgenomen videobanden, bijvoorbeeld van Van Kooten en De Bie. Allemaal, lekker efficiënt, ongedateerd. (Het halve internet is ongedateerd, ik was dus mijn tijd vooruit.) (De betrokken videobanden had ik wel opgenomen maar nooit meer gedraaid. Tot de kelder onder water liep en ik de hele voorraad naar het milieupark kon brengen. Gelukkig heb ik dus de catalogus nog.)
Ik dwaal af.
Achterin de ringbandklapper vond ik een twintigtal dichtbetikte pagina’s, kennelijk getypt op een Triumph Gabriele kofferschrijfmachine.
Allemaal samenvattingen van handboeken over geschiedschrijving. En allemaal getypt in oktober en november 1973.
Ik weet dat ik destijds het plan had opgevat de journalistiek vaarwel te zeggen en geschiedenisleraar te worden; daartoe meldde ik mij aan bij de instelling de Katholieke Leergangen in Sittard, die de mogelijkheid bood diverse MO-diploma’s te halen, zoals die voor geschiedenis; je kon dan tegelijk ook leraar worden in dat vak.
Wat ik me ervan herinnerde was dat ik al na een paar maanden de moed opgaf, omdat mijn begeleider vond dat ik niet de juiste instelling had. Ik had in de 35 jaar van mijn leven namelijk inderdaad heel weinig geschiedenis gelezen, zoals ik toen sowieso weinig las, wegens andere bezigheden. Wat die begeleider trouwens ook niet goed gevonden zou hebben was mijn afkeer van hele dagen doorbrengen in stoffige archieven en dat bleek ook vereist voor die opleiding.
Ik zie in de samenvattingen die ik schreef dat ik daarvoor toch wel onder andere in de Stadsbibliotheek van Maastricht het boek Gestalten der Geschiedenis had geraadpleegd. Dus ik had ervaring met stoffigheid.
De meeste samenvattingen waren geparafeerd door de studiebegeleider, alleen onder één stuk, dat over Herodotus, schreef hij: ‘Jammer dat u niet meer ordening heeft aangebracht: persoon, levensloop, karakteristiek werk, overzicht werk’.
Ik had natuurlijk kunnen zeggen of minstens dènken: ‘Ach man, ik ben journalist, zo doen wij dat in de journalistiek niet.’
Interessant allemaal, maar ik herinner me totaal niet dat ik al die blaadjes volgetikt heb met geleerde samenvattingen, ik herinner me niets van per post opzenden ervan en dito terugontvangen, ik heb steeds gedacht dat ik, alvorens me af te melden, niets had gedaan aan die cursus, terwijl ik toch vele uren moet hebben zitten rammelen op die kofferschrijfmachine.
Volledig uit mijn geheugen verdwenen. Of onbereikbaar, dat kan ook, natuurlijk.
Nog erger: ik herinner me nog heel veel wèl, helaas vooral dingen die ik dolgraag vergeten zou hebben.
_______