‘Ik was hét gefossiliseerde anachronisme in uw lijfblad: van toegewijd dooplid der Linkse Kerk verworden tot Boze Blanke Oude Man, vechtend tegen woke windmolens en uitblinkend in trivia over honden, stoelgang, masturbatie, vraatzucht, alcoholisme, narcotica, GroenLinks, klimaclown Frenske, krekhuisjes, kommersjele sekswerkers en aanverwant vermaak, aangevuld met erudiete kwinkslagen naar de literatuur want we zijn natuurlijk niet van de straat.’
Ik zou een column nooit met ‘ik’ begonnen dus u begrijpt dat dit een citaat is: de inleiding van de laatste column van Arthur van Amerongen, familielid van de statige journalist en hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer Martin van Amerongen (moge hij rusten in vrede), af en toe koketterend met de naam van de adellijke familie Taets van Amerongen, schreef voor de Volkskrant (van afgelopen maandag).
Ik heb in de tien jaar dat Van Amerongen zijn wekelijkse columns schreef voor de Volkskrant een sterk dubbelhartige houding tegenover hem ontwikkeld: mede gezien de rechtse diehards in zijn kennissenkring, met wie hij geregeld in zijn woning in de Portugese Algarve (onlangs ook nog in Amsterdam) bacchanalen van enige betekenis organiseerde, zou ik hem, politiek gezien, kunnen zien aanschuren tegen PVV en aanverwanten; ware het niet dat ik vermoedde dat hij bij die bange burgermanspartij niet paste, evenmin als tegen het aan die partij klevende geur van politiek tinnegieterschap.
Maar hij had een tamelijk realistische, op eigen ervaringen (Eurabia) gebaseerde afkeer van de islam – toch mede omdat die godsdienst kritisch staat tegenover een aantal hobby’s van Van Amerongen – Don Arturito voor zijn aanhangers – zoals drank- en drugsmisbruik, overspel en wat dies meer zij. Men leze er de columns van de Portugese bard nog maar eens op na.
Wat mij permanent hinderde was zijn eeuwige – in een groot deel van zijn columns – tamboereren op de vermeende ijdelheid en omvangrijke gestalte van eurocommissaris Frans Timmermans en anderen. Meermalen heb ik hem er in een tweet opmerkzaam opgemaakt dat hij zelf ook, qua gestalte en overig vervallen uiterlijk, lelijk afstak bij de David van Michelangelo (ik heb andere bewoordingen gebruikt maar kan die zo snel niet terugvinden. Twitter is een zootje). Ik kan daar rustig aan toevoegen dat de stukken van Van Amerongen ook overigens niet zozeer koekoek eenzang waren geworden, maar dan toch een eindeloze herhaling van zetten.
Hij paste ook vrij goed bij Hollandse autojournalisten uit de jaren zeventig – de kenners weten wat ik bedoel. (Voorbeeld: in een chic restaurant in Frankrijk de open haard opvrolijken met glazen oude Armagnac.)
Dus nu moeten wij, abonnees van de Volkskrant, Don Arturito missen.
Is dat erg? Nee. Nou, hoogstens een beetje dan, uit weemoed om zijn, ook na zijn zestigste verjaardag, persisterende puberachtigheid. ‘Kijk eens wat ik durf te roepen’.
Én hij verdwijnt allerminste uit het zicht. Om te beginnen is hij nog te consulteren in de Haagsche Post, en hij schrijft zelf in zijn laatste column voor de Volkskrant dat hij gaat publiceren op de websites GeenStijl en The Post Online – ik moet daar meteen bij zeggen: dat zijn inmiddels wel erg afgelegen niet alleen door rook bruine cafeetjes waar oude rechtse bromberen zich thuisvoelen, bij gebrek aan beter.
De krant heeft nog altijd erg veel columnisten waarvan een deel, elk in een eigen genre, hoort tot de Nederlandse cq wereldtop van het columnisme. Moet ik namen noemen? Sylvia Witteman, Sheila Sitalsing, Bert Wagendorp, Max Pam, Olaf Tempelman, Martin Sommer, Frank Heinen, Peter Middendorp – is dat voldoende?
Ik ben nog altijd niet erg onder de indruk van hoofdredacteur Pieter Klok, ik zie nogal wat veranderingen in de krant die ‘moeten kunnen’, en nu dus het gedwongen vertrek van Van Amerongen, en diens ‘vervanging’ door iemand die echt van adel is, te weten Sander Schimmelpenninck (een aanwinst, let wel).
En bovendien ben je als rechtgeaard journalist verplicht kritisch te staan tegenover je hoofdredacteur, zeker wanneer je ook nog een ouderwetse socialist bent die de hoofdredacteur, immers een baas, wantrouwt.
Daar ben ik, net als Don Arturito, een enorme puber in gebleven.
_____