Een paar dagen geleden heb ik nog eens smakelijk het verhaal opgedist over die keer dat ik net niet over de dichtgevroren Waal in Nijmegen was geen lopen en ongetwijfeld aan een gruwelijke dood was ontkomen.
Het moet aan het eind van de winter van 1963 zijn geweest, een paar weken nadat Reinier Paping de Elfstedentocht had gewonnen zonder te verdrinken, maar ja, in Friesland hebben ze van alles maar geen rivier als de Waal, natuurlijk.
Het is een bekend verschijnsel dat oude mensen weliswaar vergeetachtig beginnen te worden, maar dat er één lichtpuntje is, namelijk: hoe langer het geleden is, hoe meer je je ervan herinnert.
Ik was in december 1962 ‘voor de wet’ getrouwd – dat leverde destijds een belastingvoordeeltje op, vraag me niet wat precies, maar dat betekende nog niet dat ik met mijn kersverse echtgenote ging samenwonen. Daar moest eerst de kerk aan te pas komen. Ach, 1962. De schoonvader had dertien kinderen en was kerkmeester, poepkatholiek dus, en hij zou, eventueel gewapenderhand, hebben verhinderd dat zijn dochter ging trouwen met een afvallige, een echte: ik had me enkele jaren daarvoor al laten uitschrijven.
Maar een huis kopen ging wel. In Groesbeek. Een rijtjeshuis met vier slaapkamers en een tuintje voor en achter, negentienduizend gulden schoon aan de haak. Familie en kennissen stonden verbijsterd te kijken: hoe ik dat durfde. Ook al omdat het huis alleen nog op papier bestond. Ik ging vanaf de eerste steen kijken hoe het allemaal vorderde. Het vorderde niet, want de winter die volgde gooide roet in het eten, pas in april 1964 kon het pand betrokken worden. (Deze alinea alleen als sfeertekening.)
In het voorjaar van 1963, de Waal was maar net ijsvrij, besloten mijn kersverse wettige en ik, dat wat lichaamsbeweging geen kwaad zou kunnen en we besloten tot tennis. Ik weet niet meer hoe we dat bedacht hadden, dat overkomt me wel vaker. We schreven ons in bij Tennisvereniging Rapiditas aan de d’Almarasweg in Nijmegen, handig aan de Groesbeekse kant van de stad.
We konden er uiteraard geen hout van en kregen dus tennisles. Wat ik er me ervan herinner is dat de tennisleraar er sterk de nadruk op legde dat je je pols stijf moest houden. We volgden een les of twee, drie, zagen dat het niks zou worden (of waren er gewoon te lui voor) en zegden het lidmaatschap weer op.
Waarom schrijf ik dit eigenlijk allemaal?
O ja, natuurlijk. Maandag was het uitgebreid op tv, de tennisleraar van toen, Reinier Paping is, negentig jaar oud, overleden.
Ik kan me niet herinneren dat hij in het voorjaar van 1963 zo beroemd was. Ik wist wel: o ja, die heeft laatst de Elfstedentocht gewonnen.
Schaatsen kon ik ook al niet.
________