Citaat uit een mail van collega Harry M., wij zijn beide slachtoffer van de herfst van 1938.
‘Ik was vorige week elke dag in Zuyderland Geleen-Sittard, familielid onder het mes. Ik denk: daar rijd je wel even duurzaam over de kortste weg naar toe, zoals vroeger binnendoor over Valkenburg, Spaubeek, Geleen via De Kluis naar de Rijksweg Noord. Geen sprake van, overal meerbaanse wegen, industrieterreinen, rotondes, snelwegen, ik kwam door Urmond, Heinsberg, over de Brunssummerheide, langs het bord Roermond, en ineens stond ergens: Zuyderland, verboden in te rijden, slagbomen en omleidingen.
Op een gegeven ogenblik had ik vier inrijkaartjes. Een keer ben ik uitgereden en vervolgens meteen weer ‘in’ om aan een fris kaartje te geraken. Het gebouw is gigantisch, alleen al de hal is groter dan het Pinkpopterrein. De afdelingen zijn volstrekt onvindbaar, je loopt en vraagt je een ongeluk. E. is één keer mee geweest, nooit meer, het is niet te belopen.
Succes met je plannen en de behandeling van je pijnen. Als ouderling ben je nog niet jarig.’
Waarop meine Wenigkeit:
‘Jaha, die ervaring alsof je uiteindelijk toch op Mars bent geland, die heb ik al vaker gehad. Zo hebben ze Nijmegen helemaal tot de laatste steen afgebroken en geheel ergens anders volgens een nieuw concept weer opgebouwd. En Den Haag, waar ik 1976 woonde en als door een wonder M. tegenkwam, bestaat geheel en al uit straten met éénrichtingsverkeer die ook nog allemaal doodlopen. Hoe men daar ooit weer uit geraakt, geen idee. Mij lukte het niet. Ja, uiteindelijk wel, maar hoe, geen idee. Het zou kunnen dat Godes Hand mij heeft opgetild. Als je in Mark & Co kunt geloven, sta je nergens meer van te kijken.
Ik werd gisteren, geboren in 38, 83 jaar, het zal je bekend voorkomen. Maar ik had toch iets unieks: het was gisteren 12 11 21, zoals je ziet drie palindromen in één. Doet u dat maar eens na.
Dat ziekenhuis in Sittard, daar ben ik één keer geweest, maar het hakte er wel in. Allereerst betrad ik een lift. Er kwam iemand na mij binnen, en ik heb toen toch zeker een seconde of vijf moeten bedenken wie dat ook weer was, ook al was het Karel G. Daarna onderging ik een coloscopie; na afloop kreeg mijn zoon het verzoek mij, slapend en wel, van de behandeltafel te lichten en naar de uitslaapruimte te brengen, waar hij, compleet met zijn door deze aangelegenheid geheel gekanteld wereldbeeld (ik had uiteraard geen broek aan) nog meer moest bijkomen dan ik.
De hal van dat ziekenhuis lijkt sprekend op de foyer van een schouwburg waar uitsluitend griezeltoneelstukken worden opgevoerd. Nee, dan de afdeling van die tent in Heerlen – dokter De Wever draait zich wekelijks driehonderd keer om in zijn graf, al zou je dat niet zeggen als je zijn stoïcijnse buste in de hal in ogenschouw neemt – waar je de QR-code van je afspraak in een gleuf moet stoppen en daarnaast je ID-kaart, waarna je een bonnetje krijgt met een adres in het ziekenhuis erop, waar je een paar minuten later beteuterd staat te kijken omdat je blijkens de mededeling van de daar aanwezige professional, geheel ergens moest wezen; en die dat zegt met een gezicht van 'daar heb je weer zo'n half demente knakker die van god noch zure peren weet, het houdt ook nooit op.' Dat laatste is inderdaad waar.
Dienstmededeling: ik heb tijdens het tikken van de vorige regelen tweemaal het toilet bezocht, de plaspillen doen hun heilzame werk op voorbeeldige wijze. Een beetje erg voorbeeldig.
Terwijl ik op de hometrainer zat bedacht ik dat het wel oerstom is dat ik niet meer dagelijks een jolig bedoeld stukje op mijn site zet. Misschien dat ik er vandaag, in het 84ste jaar onzes heeren levend – moge iedereen, enkele handgeselecteerde individuen daargelaten, de pestpokken krijgen – weer eens mee moet beginnen. Het stukje is al bijna klaar, zoals je ziet.
Nu nog even beslissen of wij onze reservering in een Italiaans restaurant, vanavond in Kohlscheid, (onder deelname van het vrijwel complete nageslacht) wel of niet gestand moeten doen, en dan is het alweer tijd voor een smakelijke lunch.’
________