We hadden een lunchafspraak in het grensgebied. De wolken hingen laag, het miezerde licht, dit was het weer voor de komende drie maanden. De navigatie wist feilloos de weg te vinden in die verloren hoek van Zuidelijk Zuid-Limburg, het leek of wij, Robbedoes en Kwabbernoot, onderweg waren naar een half vervallen spookkasteel, voor een geheime bijeenkomst over een nog nader uit te leggen onderwerp. We voelden een bepaalde aarzeling.
De wegen werden smaller, je moest even in de berm voor die enkele tegenligger die hier ook verdwaald was. We passeerden de Belgische grens, ik moest heel even denken aan de zondagmiddagen die ik hier, vele jaren geleden, had doorgebracht, toen ultrarechtse Vlamingen hier demonstreerden tegen franstaligheid in de Voerstreek en die door rücksichtlose Rijkswachters te paard, samen met wat loslopende kippen en varkens, uiteen werden gejaagd.
De weg, bedekt met een laagje modder, voerde over enkele haarspeldbochten door een schitterend maar tevens dreigend en ietwat herfstig bos naar de bestemming: het dorp, noem het gehucht, Teuven waar we al snel de eindbestemming vonden, Herberg Moeder de Gans. Zelden een horecagelegenheid gezien die zozeer beantwoordt aan het begrip ‘herberg’. Je verwacht er Jan, Piet, Joris en Korneel, net terug van het kaap’ren varen, achter hun gebraden everzwijn en literse bierkannen.
Voorlopig moesten we de ingang nog vinden.
Er is ruim voldoende parkeerplaats, en dan begint het zoeken. Een bescheiden bordje wijst naar rechts: we zien een terras waar het op dit moment alleen goed toeven is voor rokers, we passeren aan de linkerhand de toiletten – als je moet plassen, doe het dan nu, anders moet je straks je jas aan en de paraplu op er vanuit het restaurant te geraken.
En dan is daar een bescheiden doorloopje, romantisch met planten en een onopvallende deur, waarachter een soort garderobe en dan het restaurant. Je denkt eerst, hier moet ik op de tast verder, maar het went snel. Het interieur is het best te omschrijven als dat van een middeleeuwse herberg, inclusief knappend haardvuur – noem het desgewenst een uitzinnige bruine kroeg. Alles is bruin, het meubilair bestaat uit smalle banken langs de wanden achter ruwhouten tafels en verder nog wat spartaanse stoelen – een kussentje is voor de gevoelige van bilpartij beschikbaar, gelukkig.
Een spectaculair versleten boekomslag bevat het menu, dat je al snel duidelijk maakt dat dit een serieuze gelegenheid is, zij het dan verlicht met kaarsen (en wat verborgen lampjes) waar men kan genieten van 12 (twaalf) verschillende getapte biertjes en nog veel meer op fles; en van wijn van de buurman, vrijwel letterlijk waar.
Maar we kwamen natuurlijk om eten.
Het zal je niet verwonderen dat je hier vergast wordt op de eerlijke, eenvoudige regionale keuken.
De menukaart biedt een flinke hoeveelheid gerechten, die één ding gemeen hebben: zover als mogelijk komt alles dat wordt geserveerd op minder dan – schat ik – tien kilometer van je tafel.
Al is er ook saté, maar wel van lokale ingrediënten; maar het meest springen in het oog de enorme keuze uit salades, waarbij ik voorgerecht de gemengde sla kies met lardons en frambozensaus – een verrukkelijke combinatie; gevolgd door konijnenbout op Voerense wijze, dus met stroop (veel appels en peren worden hier verwerkt tot stroop) en zwarte pruimen, pruimedanten zouden Nederlanders nader preciseren. Een eenvoudig armemensengerecht waarvoor je me midden in de nacht wakker kunt maken, al komt lunchtijd me natuurlijk beter uit.
Je kunt hier de hoofdgerechten alleen in herfst, winter en voorjaar bij de lunch krijgen.
We namen geen dessert, maar als ik dat wel had gedaan was de keus uiteraard gevallen op de appeltaart met vanille-ijs.
Er bestaat nog veel meer op het menu, zoals begeleide wandelingen in de in de ogen van een stadse Zuid-Limburger arcadisch heuvelachtige omgeving en zelfs gegidste wandelingen in Maastricht en Luik.
De tarieven zijn billijk – hier huist geen gierige herbergier die zijn gasten besteelt.
(Maar dan blijkt er nog wel iets op crimineel gebied: het verhaal gaat dat een vorige uitbater van de Gans ooit danig geïrriteerd werd door de aanwezigheid en activiteiten van een concurrent ter plaatse. In 2007 ging hij over tot een drastische maatregel: hij schoot op de concurrent met een windbuks. Of het waar is en hoe dat is afgelopen, laat aan mijn zegsman over, die ik persoonlijk voor ter zake bekwaam en betrouwbaar houd. Maar dit terzijde.)
En dan weer op huis aan. Onderweg zien we de Nederlands Limburgse boer nog nijver bezig de bieten te rooien waarvan we de suiker later weer in de koffie doen.
Thuis gekomen blijkt dat de auto eens dringend door de wasstraat moet.
________