Als ik een apparaat of een ander gebruiksvoorwerp een jaar niet heb gebruikt, dan kan het weg. Nee, dat formuleer ik verkeerd: als Djamila een gebruiksvoorwerp een jaar (en soms korter) niet gebruikt heeft, moet het weg. Gewoon, omdat er anders te veel rommel in huis komt. En een nieuwe is gauw gekocht, hebben we helaas inmiddels ook herhaaldelijk moeten ervaren.
Gebruiksvoorwerpen die kapot gaan en daardoor hun functie verliezen moeten het nog eerder ontgelden en onmiddellijk het veld ruimen.
Maar voor één gebruiksvoorwerp geldt dat laatste niet: de camper.
Eerst een korte inhoud van het voorafgaande.
Op 1 oktober 1992 kochten we een Volkswagen Caravelle taxibusje, bouwjaar 1987, dat we die winter lieten ombouwen tot camper en waarmee we vanaf het voorjaar van 1993 tot mei 2003 een groot deel van West-Europa onveilig maakten. Op één moment in die periode, in 1998, leek het of het avontuur teneinde was, toen ik met het busje stilstond bij een verkeerslicht in Brunssum en ik een daverende knal hoorde/voelde en met bus en al een veertig meter verderop de berm in werd geslingerd: aangereden door een busje voor gehandicaptenvervoer waarvan de chauffeur sliep (of zoiets). Sindsdien heb ik een fobie voor bumperklevers.
De bus was ‘totelos’.
Maar zo wilden wij niet van de camper af, mede omdat er pas een gereviseerde motor in zat. Met het verzekeringsgeld kon hij toch gerepareerd worden.
Toen Djamila in 2001 gehandicapt raakte werd de VW-bus eigenlijk een heel onhandige camper voor ons. Een andere moest er komen, met toilet en badkamer. En een makkelijk te beklimmen bed, dat had de Caravelle ook allemaal niet.
Hij ging naar twee leuke dames uit Brabant en tegelijk zagen we op Marktplaats de Fiat Ducato met ARCA 340 camperopbouw, ergens in Noord-Limburg. De eigenaar had hem pas anderhalf jaar (maar hij, de camper, was negen jaar oud) en hij nam er met tranen in de ogen afscheid van. Geldzorgen hadden hem genoopt de camper te verkopen.
De wagen moest wel onderhanden genomen worden, door Emil, de Roemeense camperbouwer die ook het VW-busje had omgebouwd. Een man met gouden handjes. Een nieuwe luifel, treeplanken, een koffer op het dak, nieuwe horren en rolgordijnen, andere voorstoelen. Nog diezelfde zomer reisden we naar Italië, we genoten van de ruimte, de gerieflijke badkamer, de grotere trekkracht van de motor.
Dat was de opmaat van een lange reeks reizen, waarbij we enkele honderden campings bezochten en weer een groot deel van West- en Midden-Europa. We overnachtten soms ook bij tankstations, op opritten bij familie of kennissen, op camperplaatsen in binnen- en buitenland. We reden er in 18 jaar 120.000 kilometer mee.
Het werd verboden om tijdens de reis te zeggen ’wat rijdt hij lekker’, want steevast kregen we kort daarna pech. In totaal werd de camper zes of zeven maal op een bergingswagen naar een garage gebracht – in Spanje, Griekenland, Duitsland en Nederland – en talloze malen ging hij naar de garage voor een kostbare ingreep. Een nieuwe brandstofpomp, een geheel nieuwe motor, een nieuwe versnellingsbak – zo ongeveer alles onder de motorkap werd ingewisseld.
En iedere keer als er iets fataals gebeurde zeiden we: hij gaat de deur uit. Maar ja, voor een kapotte camper die niet rijdt krijg je geen cent, dus zeiden we: repareren en dan weg ermee.
En als hij gerepareerd was dacht je: gooi ik toch mooi dat geld weg. En reed hij weer zo lekker.
Drie jaar geleden hebben we hem uiteindelijk toch te koop gezet. Er kwamen twee kijkers, op Marktplaats kregen we een paar onzinnige biedingen, en toen was het voorjaar aangebroken en reden we weer lekker naar Italië.
Dezer dagen hebben we serieus zitten overwegen om voor een maand of drie naar Zuid-Portugal te rijden, maar eerst gingen we nog even bij een vriendin in de provincie Utrecht een paar nachtjes op de oprit staan.
Afgelopen maandagmorgen reed ik achteruit de oprit van het huis uit. Soepeltjes.
Schakelen naar de eerste versnelling. Noppes. Geen beweging in de schakelhandel te krijgen. Geblokkeerd.
De Wegenwachter verscheen keurig op tijd, maar kon niets doen. Er zat niets anders op dan de wagen weg te slepen. De bergingswagen bracht netjes een vervangende auto mee, een gloednieuwe met een vreeswekkend dashboard met duizend knopjes.
Tijdens de reis naar huis viel het besluit: en nu gaat hij de deur uit. Want een volgende grote reparatie trekken we gewoon niet meer. En we mogen blij zijn dat we geen enkele keer op een echt onmogelijke plaats (bosgebied, onverharde weg, haarspeldbocht in de bergen, sneeuw, regen en storm) tot stilstand zijn gekomen
Een tamelijk hopeloze onderneming: op Marktplaats staan er een kleine 5000 te koop; binnen afzienbare tijd mag dit type diesels niet eens meer de weg op.
Dan er een stacaravan van maken? Zou ik geen probleem vinden. Maar moderne campinghouders zijn voorstanders van orde en netheid en daar valt onze geliefde camper helaas niet meer helemaal onder.
Rest de sloop.
Eens zien of we dat over ons hart kunnen krijgen.
________
Laatste reacties