Op Twitter zag ik iemand de tegenstelling poneren: in Afghanistan gaan ze weer handen afhakken en in Nederland gaat de discussie over het al of niet deelnemen van de Christenunie aan de regering.
Op het eerst gezicht de tegenstelling: in Italië schijnt de zon en in Nederland regent het; ik bedoel: het is een vergelijking van niks en ligt natuurlijk allemaal genuanceerder.
De Taliban is een clubje dat zich van een godsdienst bedient om het volk aan een bepaald regime te onderwerpen. In Kaboel stond een grote menigte nochtans juichend langs de kant, zoals in 1945 de Amsterdammers bij de intocht van de Canadezen.
In Nederland hebben we een stuk of drie van die godsdienstige partijen die, als ze de kans kregen, het land een regime zouden opdringen dat ook barbaarse trekjes heeft.
En let wel: er is, denk ik, een meerderheid te vinden in Nederland die dat nog helemaal zo’n slecht idee niet vindt.
Luister naar onze minister van Defensie, Ank Bijleveld. ‘In de twintig jaar dat wij aanwezig zijn geweest in Afghanistan is de levensverwachting er gestegen van 40 naar 60 jaar’. Degene die haar dat ingefluisterd heeft rolt sindsdien over de grond van het lachen, om zoiets stoms. ‘In de driehonderd jaar dat wij kraaltjes en spiegeltjes hebben uitgereikt in ons Indië is daar de levensverwachting gestegen van 0 tot 350 jaar’.
Misplaatst superioriteitsgevoel, zullen we maar zeggen, en het blijft natuurlijk heel aangenaam voor de wereld dat er op de wereld weliswaar 80 miljoen Duitsers zijn, maar gelukkig maar 17 miljoen Nederlanders, en dat laatste niet allemaal even fanatiek.
De Taliban opereert in een land dat helemaal geen land is, althans geen natiestaat. Men is daar nog in het stadium waarin een aantal etnische groeperingen met elk ook nog een eigen religieuze opvatting elkaar het licht in de ogen niet gunnen, en het land is daarin verre van uniek.
‘De Afghaan’ bestaat eigenlijk niet. De Taliban wordt door een deel van de bevolking, langs etnische scheidslijnen, beschouwd als een zegenrijke beweging.
Wat wij de afgelopen twintig jaar hebben gedaan was een poging om een heel dun bovenlaagje van de Afghaanse ‘samen’leving te helpen bij het bouwen van een land naar westerse maatstaf, te beginnen bij een democratisch staatsbestel terwijl er – zie boven – helemaal geen sprake is van een ‘staat’.
Het leger liet zich braaf bewapenen en trainen, terwijl het nooit van plan is geweest de Taliban tegen te houden. Duizenden Amerikanen en enkele tientallen Nederlandse militairen betaalden voor deze roekeloze bemoeizucht met hun leven.
Dat het bewind in Den Haag is blijven neerkijken op die onbeschaafde Afghanen valt af te leiden uit het aanvankelijke idee dat het Afghaanse personeel dat het Nederlandse leger hielp bij het beschavingsoffensief, het beste af zou zijn bij braaf in Afghanistan blijven.
Dat vliegtuig dat een selectie van die personeelsleden in Afghanistan gaat ophalen is nu al twee dagen onderweg. Is het verdwaald? Wordt gewacht tot we vergeten zijn dat het zou gaan? Staat het nog in Eindhoven te wachten op de kist met noodzakelijke administratieve voorzieningen zonder welke de start niet eens zou lukken?
________