Het begint al bij de huisarts, die me doorstuurt voor een overbodig onderzoek.
Sinds begin juli heb ik dusdanig last van uitvalverschijnselen in de benen dat ik me zeer beperkt om niet te zeggen gehandicapt voel. Pijn in de benen, gevoel op watten te lopen, af en toe ook onstabiel. Ik benadruk bij de anamnese dat ik prikkels voel ‘zoals van het telefoonbotje’, tintelingen, gevoelloosheid. Maar de huisarts wil eerst vernauwing van de beenslagaders laten controleren. Ik krijg twee afspraken, dus ik zwijg maar – die tweede afspraak zal dan wel bij een neuroloog zijn. De data van die afspraken: eind juli. Ik denk dan nog: tja, het zal wel druk zijn, ik overleef het wel.
Ik heb een reservering staan voor een weekje op een camping in Italië in de tweede helft september, dan is er natuurlijk al lang uitsluitsel en een behandeling.
Op 27 juli wordt mijn bloeddruk gemeten op vier plaatsen, armen en benen. ‘Morgen krijgt u de uitslag’. Dus niks neuroloog. De volgende dag krijg ik de uitslag: op een paar spatadertjes na niks aan de hand.
Zoals ik al dacht. De mevrouw die me de uitslag meedeelt adviseert me om ‘gewoon naar Italië gaan joh, dat lukt best.’
De neuroloog komt alsnog in beeld: 13 augustus. Ik word aan alle kanten betast, daar op het Wervelkolomcentrum. Hij besluit, zoals ik al een tijdje zag aankomen, tot een MRI-scan. En tot een electromyogram. Dat laatste kan al op 31 augustus, De datum en tijd voor de MRI hoor ik morgen, zegt de neuroloog. Morgen is zaterdag, maar het is, zoals gezegd, druk.
Zaterdag krijg ik niks.
Ik wacht tot woensdag en bel dan de Medische Beeldvorming van het ziekenhuis. Of er al iets bekend is over een afspraak. ‘Nee meneer, we hebben hier een hele stapel aanvragen liggen, dat wordt wel half oktober.’
Intussen bel ik het Vaatlab plat om te kijken of er iets te doen is aan die 31ste augustus. Dat blijkt plotseling te kunnen: ik kan op 19 augustus om 13.30 terecht, er heeft zich iemand afgemeld.
Ik worstel verder met de MRI. Half oktober? Ik bel met Medische Beeldvorming van het ziekenhuis in Genk, België, waar ik al eerder was. ‘U kunt terecht op maandag 23 augustus om 15.15 uur. U moet wel de aanvraag van de neuroloog meebrengen.’
Terug naar de Wervelkolommers. ‘Helaas meneer, wij mogen die aanvraag niet aan u meegeven.’ ‘Maar daar staat in dat ze een MRI-scan moeten maken van een vermoedelijke spinale stenose in het lumbaal gebied. Kan ik dat gewoon niet zelf vertellen?’ Nee, dat kan niet.
Het ziekenhuis bestaat uit twee locaties, dus ik bel de Wervelkolommers aldaar (die dus van dezelfde afdeling zijn) en vertel mijn relaas. ‘Hee, wat gek, wij sturen die aanvragen altijd gewoon door naar Genk.’
Dan maar weer naar ‘mijn eigen’ afdeling van de Wervelkolommers en leg ze die uitspraak voor. ‘Nee hoor, dat mag niet, wacht, ik bel u zo terug, ga ik ze even bellen.’
Ze belt terug: ik kan voor de MRI terecht op 21 september. Maar wel in Echt.
Dat ken ik, ik heb ook internet: in Echt is een centrum voor medische beeldvorming gevestigd, waar je terecht kunt voor een MRI. Zonder verwijzing kost het een paar honderd euro. Het ziekenhuis heeft met die instelling kennelijk afspraken en zo kan ik daar terecht.
Maar eerst dus gisteren het EMG. En leuk meisje en een jolige neuroloog met een Syrische of Irakese naam (kan ook Libanees zijn) die lol heeft in zijn werk, doen die test. Beiden zijn verbijsterd dat ik pas op 21 september een MRI krijg – en de uitslag door de behandelend neuroloog op 1 oktober, zoals ik inmiddels weet; de dag van de eerste sneeuwval, schat ik. Bijna drie maanden na het eerste gesprek bij de huisarts.
In een West-Europees land dat er prat op gaat een van de beste zorgsystemen ter wereld te hebben – intake, vaatlab, MRI – kan zoiets natuurlijk niet. Daar had ik uiterlijk een week na de verwijzing door de huisarts al geweten wat er aan schort. Ook al omdat lang uitstellen van behandeling de problemen groter maakt en mogelijk zelfs onherstelbaar. Zie ik op internet.
Het EMG levert op: ‘Ik zie wel een paar dingetjes,’ zegt de neuroloog van dienst.’ ‘Maar daar kunt u gemakkelijk tweehonderd jaar mee worden.’
Dat is nou ook weer niet nodig.
Ik had graag nog iets aan mijn zomer gehad, maar dat was kennelijk te veel gevraagd…
Verdrietig heb ik de reservering in Venetië geannuleerd.
________