Iedereen slikt wel eens een pilletje. Ik bedoel die pilletjes die je bij de drogist krijgt, pilletjes die je geen geneesmiddel mag noemen maar voedingssupplement. Vitamines, mineralen. Sommige mensen, ik bijvoorbeeld, kijken af en toe een beetje argwanend naar de bijwerkingen van die producten, het internet staat er vol mee. Zo ben ik onlangs gestopt met vitamine B12, omdat uit een bloedonderzoek (voor een ander doel) bleek dat ik daar veel te veel van in het bloed had. Maar verder denkt de hypochonder: baat het niet het schaadt ook niet. Wat zeg ik? Ik meen te weten dat het feit dat ik sinds jaar en dag dagelijks 75 microgram Vitamine D tot mij neem mij grotendeels, niet helemaal, beschermd heeft tegen Covid 19.
Maar hij, David A. Sinclair PhD neemt bij het ontbijt dagelijks 1 gram NMN (het heet nicotinamide mononucleotide, maar de afkorting leest wat makkelijker), 1 gram resveratrol en 1 gram metformine, met het doel minstens 132 jaar oud te worden. En als het even kan in goede gezondheid nog iets mee te krijgen van de 22ste eeuw, en van zijn achter-achter-achterkleinkinderen. (Hij neemt trouwens ook vitamine D en 82 mg aspirine, dat doe ik dus ook al jaren, dus dat moet goed zijn.)
Van resveratrol had ik al vaker gehoord, het zit onder andere in blauwe druiven en dus in rode wijn, dat was jaren geleden een geweldige aanleiding om nog diverse glaasjes te nemen, puur voor de gezondheid; tot bleek dat je, voor enige werkzaamheid van het product, 1500 glazen rood per dag zou moeten drinken. Een alcoholvergiftiging ligt dan al gauw op de loer en dan heb je ook niks aan resveratrol.
Van NMN en metformine had ik nog nooit gehoord, eerlijk waar.
Ik kwam er wel achter door het lezen van het boek van David Sinclair, genaamd Lifespan – Why We Age – and Why We Don’t Have to , in het Nederlands vertaald als Langer gezond leven. Ik denk dat Sinclair dat zelf geen rake vertaling zou vinden, maar dit terzijde. (Nog een terzijde: ik liet het uit Sinclairs geboorteland Australië komen voor een tientje, de Nederlandse vertaling kost op een cent na 25 euro.)
Welaan dan. Sinclair maakt, samen met een menigte bollebozen op biochemisch en andere gebieden studie van het antwoord op de vraag: waarom we oud (en ziek en gebrekkig) worden en vaak ellendig doodgaan.
Fundamenteel uitgangspunt (en deels conclusie): oud en gebrekkig worden zelf is een ziekte. Wat de moderne wetenschap in toenemende mate doet tot ieders tevredenheid is de afzonderlijke ziekten genezen die met veroudering gepaard gaan, of die minstens draaglijk maken. Sinclair en de zijnen zijn van mening dat je, wanneer je de ziekte ‘veroudering’ zou kunnen genezen, je meteen ook al die akelige aftakelingsverschijnselen voorkomt. En ze denken die oplossing op het spoor te zijn, namelijk door het aanpakken van het verouderingsgen in het DNA.
Het is op het niveau van het petrischaaltje in het laboratorium en in muizen mogelijk gebleken het DNA te verjongen, en wel door herprogrammeren. (Ik zal niet op de details ingaan,die ik zelf ook niet snap. Ik ben namelijk zelf al flink aan het verouderen.) Sinclair noemt in zijn boek het geval van muizen – die bij het verouderen snel hun gezichtsvermogen achteruit zien gaan doordat de oogzenuw min of meer verloren gaat – door die herprogrammering weer gingen zien, doordat de oogzenuw weer aangroeide. Muizen leefden ook aanzienlijk langer, en konden langer hard en ver lopen.
Het lukte dus bij muizen om hun leeftijd terug te draaien, en ook in andere experimenten werden vergelijkbare resultaten bereikt. Maar solide wetenschappelijk onderzoek bij grotere dieren, laat staan bij mensen, is voorlopig nog niet aan de orde, mede doordat met name in de VS instellingen die de ethiek van de geneeskunde bewaken bezwaar hebben tegen Sinclairs uitgangspunt dat je veroudering zou kunnen stoppen en terugdraaien. Sinclair zelf denkt dat er nog minstens dertig of veertig jaar voor nodig is, zonder die hinder van ethici.
Dus de meesten van degenen die het boek lezen hebben inmiddels begrepen dat ze het nakijken hebben.
Intussen heeft Sinclair zijn oude vader weer helemaal fit gekregen, hij ging op hoge leeftijd weer studeren, beklimt de ene berg na de andere en heeft een vrolijk leven.
Sinclair ziet zelfs voor de verre toekomst de mogelijkheid de mens onsterfelijk te maken, maar voorlopig mikt hij vooral op ‘lang en vooral tot de dood gezond leven’.
Over de vraag of dat niet pas echt tot overbevolking zal leiden stapt hij, in zijn enthousiasme, nogal luchtig heen. Met name genetische verandering van voedingsmiddelen – als we toch bezig zijn met veranderen – kan ertoe leiden dat er voldoende voedsel is. Het is overigens jammer dat Sinclairs boek gereed was vlak voor het covid-19-virus toesloeg.
Maar ik kan me zijn reactie wel voorstellen: als niemand echt oud is en geen onderliggende problematiek heeft, word je ook daar niet zo ziek van.
Trouwens heel gewone dingen, zoals veel wandelen en sporten, weinig suiker eten en andere koolhydraten, niet roken, weinig drinken en een regelmatig leven vol frisse lucht zullen ook hun steentje bijdragen aan een langdurige en gezonde oude dag, dat moge duidelijk zijn. En dus die drie genoemde supplementen, die, zij het nogal duur, gewoon in Nederland te koop zijn. (Mijn oude huisarts placht bezorgd op te merken dat je met al die supplementen wel onnodig je lever belast. Altijd wat te zeuren, die oude zeer ervaren artsen.)
Dus: een fijn, optimistisch boek, als je door het deel heen bent waarin de duizelingwekkende details van het onderzoek worden uiteengezet. Een boek ook dat je een interessant inkijkje geeft in de bubbel waarin een hele groep schrandere geleerden elkaar lekker opjutten en avontuurlijke ontdekkingen doen.
_________
Laatste reacties