‘Er zit een vlekje op je trui.’
‘Waar?’
‘Op je trui.’
‘Ja, wáár op mijn trui.’
‘Zie je dat zelf niet?’
‘Nee, ik kan natuurlijk meer dan helft niet zien van een trui die ik aanheb.’
‘Daar, bijna aan de onderkant.’
En inderdaad, met wat moeite vind ik een vlekje. Of is het gewoon een normale afwijking van de stof van de trui?
‘Ja, een vlekje. Zullen we dan nu vertrekken?’
‘Jij gaat nergens naartoe met een vlek op je trui.’
‘De tijden dat ik op straat ieders aandacht trok ligt ver achter me.’
‘Ja, leuk. Doe een andere trui aan.’
Ik doe een andere trui aan.
In het besef dat ik altijd wel ergens een vlekje oploop.
Maar zij heeft dat dus.
‘Er zit een naadje los, onder je oksel.’
Ik ben inderdaad vaak zelf het slachtoffer. Ik ben zelfs een grote servet als slabbetje gaan gebruiken. (En slaag er dan toch nog ik naast die servet de boel te bevlekken.)
Maar sommige mensen vinden zichzelf helemaal geen slachtoffer.
We zijn op een crematieplechtigheid. Vóór ons zit een familielid van de overledene.
Ik zie dat Djamila zich voorover buigt en frunnikt aan het kraagje van dat familielid.
‘Wat doe je,’ fluister ik geschrokken.
‘Het etiketje van haar vest stak er bovenuit, ik heb dat er even achter geduwd.’
Het familielid kijkt om.
‘Dank je wel,’ zegt ze tegen Djamila.
Ik maak me er natuurlijk niet populairder mee, maar ik vraag het toch: doen alleen vrouwen zulke dingen? En vinden ze dat allemaal normaal?
________